Ezechiël 8:13

13 En Hij zeide tot mij: Gij zult nog wederom grote gruwelen zien, die zij doen.

Ezechiël 8:13 Meaning and Commentary

Ezekiel 8:13

He said also unto me, turn thee yet again
Towards the north, as before; (See Gill on Ezekiel 8:6); [and] thou shall see greater abominations that they do;
or: "the great abominations"; for so the words may be strictly rendered; nor does it appear that what follows, though great abominations, were greater than the creeping things, four footed beasts, and other idols, or dunghill gods, portrayed upon the walls, which the elders of Israel burnt incense to.

Ezechiël 8:13 In-Context

11 En zeventig mannen uit de oudsten van het huis Israels, met Jaazanja, den zoon van Safan, staande in het midden van hen, stonden voor hun aangezichten; en een ieder had zijn rookvat in zijn hand, en een overvloedige wolk des reukwerks ging op.
12 Toen zeide Hij tot mij: Hebt gij gezien, mensenkind, wat de oudsten van het huis Israels doen in de duisternis, een ieder in zijn gebeelde binnenkameren? want zij zeggen: De HEERE ziet ons niet, de HEERE heeft het land verlaten.
13 En Hij zeide tot mij: Gij zult nog wederom grote gruwelen zien, die zij doen.
14 En Hij bracht mij tot de deur der poort van het huis des HEEREN, die naar het noorden is, en ziet, daar zaten vrouwen, bewenende den Thammuz.
15 En Hij zeide tot mij: Hebt gij, mensenkind, dat gezien? Gij zult nog wederom grotere gruwelen zien dan deze.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.