Ezra 8:33

33 Op den vierden dag nu werd gewogen het zilver, en het goud, en de vaten, in het huis onzes Gods, aan de hand van Meremoth, den zoon van Uria, den priester, en met hem Eleazar, de zoon van Pinehas; en met hem Jozabad, de zoon van Jesua, en Noadja, de zoon van Binnui, de Levieten.

Ezra 8:33 Meaning and Commentary

Ezra 8:33

Now on the fourth day
After their arrival at Jerusalem:

was the silver, and the gold, and the vessels, weighed in the house of
our God;
the temple, that it might be seen and known that the exact weight which had been deposited with them was now faithfully delivered:

this was done by the hand of Meremoth the son of Uriah the priest, and
with him was Eleazar the son of Phinehas;
these were priests:

and with them was Jozabad the son of Jeshua, and Noadiah the son of
Binnui, Levites;
two priests and two Levites; for since there were of both that were charged with the above things, it was proper there should be some of both, when weighed, that they might be witnesses of their fidelity.

Ezra 8:33 In-Context

31 Alzo verreisden wij van de rivier Ahava, op den twaalfden der eerste maand, om te gaan naar Jeruzalem; en de hand onzes Gods was over ons, en redde ons van de hand des vijands, en desgenen, die ons lagen legde op den weg.
32 En wij kwamen te Jeruzalem; en wij bleven aldaar drie dagen.
33 Op den vierden dag nu werd gewogen het zilver, en het goud, en de vaten, in het huis onzes Gods, aan de hand van Meremoth, den zoon van Uria, den priester, en met hem Eleazar, de zoon van Pinehas; en met hem Jozabad, de zoon van Jesua, en Noadja, de zoon van Binnui, de Levieten.
34 Naar het getal en naar het gewicht van dat alles; en het ganse gewicht werd ter zelfder tijd opgeschreven.
35 En de weggevoerden, die uit de gevangenis gekomen waren, offerden den God Israels brandofferen; twaalf varren voor gans Israel, zes en negentig rammen, zeven en zeventig lammeren, twaalf bokken ten zondoffer; alles ten brandoffer den HEERE.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.