Ezra 9:7

7 Van de dagen onzer vaderen af zijn wij in grote schuld tot op dezen dag; en wij zijn om onze ongerechtigheden overgegeven, wij, onze koningen en onze priesters, in de hand van de koningen der landen, in zwaard, in gevangenis, en in roof, en in schaamte des aangezichts, gelijk het is te dezen dage.

Ezra 9:7 Meaning and Commentary

Ezra 9:7

Since the days of our fathers have we been in a great trespass
unto this day
The sins they were guilty of had been long continued in, which was an aggravation of them:

and for our iniquities have we, our kings, and our priests, been
delivered into the hand of the kings of the lands;
the ten tribes and their king into the hand of the king of Assyria, the kings of Judah, Jehoiakim, Jeconiah, and Zedekiah, into the hands of the king of Babylon, with the priests and people:

to the sword, to captivity, and to a spoil;
some were slain with the sword, others carried captive, and the houses of them all plundered and spoiled:

and to confusion of face, as it is this day;
being filled with shame when they reflected on their sins, the cause of those evils; and besides, the captivity of the ten tribes continued, and of many others, which exposed them to shame among their neighbours.

Ezra 9:7 In-Context

5 En omtrent het avondoffer stond ik op uit mijn bedruktheid, als ik nu mijn kleed en mijn mantel gescheurd had; en ik boog mij op mijn knieen, en breidde mijn handen uit tot den HEERE, mijn God.
6 En ik zeide: Mijn God, ik ben beschaamd en schaamrood, om mijn aangezicht tot U op te heffen, mijn God; want onze ongerechtigheden zijn vermenigvuldigd tot boven ons hoofd, en onze schuld is groot geworden tot aan den hemel.
7 Van de dagen onzer vaderen af zijn wij in grote schuld tot op dezen dag; en wij zijn om onze ongerechtigheden overgegeven, wij, onze koningen en onze priesters, in de hand van de koningen der landen, in zwaard, in gevangenis, en in roof, en in schaamte des aangezichts, gelijk het is te dezen dage.
8 En nu is er, als een klein ogenblik, een genade geschied van den HEERE, onzen God, om ons een ontkoming over te laten, en ons een nagel te geven in Zijn heilige plaats, om onze ogen te verlichten, o onze God, en om ons een weinig levens te geven in onze dienstbaarheid.
9 Want wij zijn knechten; doch in onze dienstbaarheid heeft ons onze God niet verlaten; maar Hij heeft weldadigheid tot ons geneigd voor het aangezicht der koningen van Perzie, dat Hij ons een weinig levens gave, om het huis onzes Gods te verhogen, en de woestigheden van hetzelve op te richten, en om ons een tuin te geven in Juda en te Jeruzalem.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.