Genesis 22:11

11 Maar de Engel des HEEREN riep tot hem van den hemel en zeide: Abraham, Abraham! En hij zeide: Zie, hier ben ik!

Genesis 22:11 Meaning and Commentary

Genesis 22:11

And the Angel of the Lord called unto him out of heaven
Not a created angel, but the eternal one, the Son of God, who perhaps appeared in an human form, and spoke with an articulate voice, as be frequently did; for that this was a divine Person is clear from his swearing by himself, and renewing the promise unto Abraham, ( Genesis 22:16-18 ) :

and said, Abraham, Abraham;
the repeating his name denotes haste to prevent the slaughter of his son, which was just upon the point of doing, and in which Abraham was not dilatory, but ready to make quick dispatch; and therefore with the greater eagerness and vehemency the angel calls him by name, and doubles it, to raise a quick and immediate attention to him, which it did:

and he said, here [am] I:
ready to hearken to what shall be said, and to obey what should be ordered, (See Gill on Genesis 22:1).

Genesis 22:11 In-Context

9 En zij kwamen ter plaatse, die hem God gezegd had; en Abraham bouwde aldaar een altaar, en hij schikte het hout, en bond zijn zoon Izak, en legde hem op het altaar boven op het hout.
10 En Abraham strekte zijn hand uit, en nam het mes om zijn zoon te slachten.
11 Maar de Engel des HEEREN riep tot hem van den hemel en zeide: Abraham, Abraham! En hij zeide: Zie, hier ben ik!
12 Toen zeide Hij: Strek uw hand niet uit aan den jongen, en doe hem niets! want nu weet Ik, dat gij God vrezende zijt, en uw zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden.
13 Toen hief Abraham zijn ogen op, en zag om, en ziet, achter was een ram in de verwarde struiken vast met zijn hoornen; en Abraham ging, en nam dien ram, en offerde hem ten brandoffer in zijns zoons plaats.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.