Genesis 42:33

33 En die man, de heer van dat land, zeide tot ons: Hieraan zal ik bekennen, dat gijlieden vroom zijt; laat een uwer broederen bij mij, en neemt voor den honger uwer huizen, en trekt heen.

Genesis 42:33 Meaning and Commentary

Genesis 42:33

And the man, the lord of the country, said unto us, hereby
shall I know that you [are] true [men]
This will be a proof and demonstration of it: leave one of your brethren [here] with me;
as an hostage; they do not say "bound in the prison", ( Genesis 42:19 ) , as Joseph did, because they would not grieve their father, at least would not tell him of it at once, lest it should too much affect him: and take [food for] the famine of your household, and be gone;
that is, corn for the relief of their families, being distressed with a famine.

Genesis 42:33 In-Context

31 Maar wij zeiden tot hem: Wij zijn vroom; wij zijn geen verspieders.
32 Wij waren twaalf gebroeders, zonen van onzen vader; de een is niet meer, en de kleinste is heden bij onzen vader in het land Kanaan.
33 En die man, de heer van dat land, zeide tot ons: Hieraan zal ik bekennen, dat gijlieden vroom zijt; laat een uwer broederen bij mij, en neemt voor den honger uwer huizen, en trekt heen.
34 En brengt uw kleinsten broeder tot mij; zo zal ik weten, dat gij geen verspieders zijt, maar dat gij vroom zijt; uw broeder zal ik u wedergeven, en gij zult in dit land handelen.
35 En het geschiedde, als zij hun zakken ledigden, ziet, zo had een iegelijk den bundel zijns gelds in zijn zak; en zij zagen de bundelen huns gelds, zij en hun vader, en zij waren bevreesd.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.