Genesis 44:20

20 Zo zeiden wij tot mijn heer: Wij hebben een ouden vader, en een jongeling des ouderdoms, den kleinsten, wiens broeder dood is, en hij is alleen van zijn moeder overgebleven, en zijn vader heeft hem lief.

Genesis 44:20 Meaning and Commentary

Genesis 44:20

And we said unto my lord, we have a father
Yet living in the land of Canaan: an old man;
being one hundred and thirty years of age, ( Genesis 47:9 ) ; and a child of his old age;
who was born when he was near an hundred years of age: and a little one;
not in stature, but in age, being the youngest son, and much younger than they: so they represented him, on that account, and because he was tenderly brought up with his father, and not inured to business and hardship, and so unfit to travel: and his brother is dead;
meaning Joseph: so they thought him to be, having not heard of him for twenty two years or more, and they had so often said he was dead, or suggested as much, that they at length believed he was: and he alone is left of his mother;
the only child left of his mother Rachel: and his father loveth him;
being his youngest son, and the only child of his beloved Rachel, and therefore most dear unto him.

Genesis 44:20 In-Context

18 Toen naderde Juda tot hem, en zeide: Och, mijn heer! laat toch uw knecht een woord spreken voor mijns heren oren, en laat uw toorn tegen uw knecht niet ontsteken; want gij zijt even gelijk Farao!
19 Mijn heer vraagde zijn knechten, zeggende: Hebt gijlieden een vader, of broeder?
20 Zo zeiden wij tot mijn heer: Wij hebben een ouden vader, en een jongeling des ouderdoms, den kleinsten, wiens broeder dood is, en hij is alleen van zijn moeder overgebleven, en zijn vader heeft hem lief.
21 Toen zeidet gij tot uw knechten: Brengt hem af tot mij, dat ik mijn oog op hem sla.
22 En wij zeiden tot mijn heer: Die jongeling zal zijn vader niet kunnen verlaten; indien hij zijn vader verlaat, zo zal hij sterven.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.