Genesis 6:4-14

4 In die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren, en zich kinderen gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, die van ouds geweest zijn, mannen van name.
5 En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was.
6 Toen berouwde het de HEERE, dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan Zijn hart.
7 En de HEERE zeide: Ik zal den mens, die Ik geschapen heb, verdelgen van den aardbodem, van den mens tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb.
8 Maar Noach vond genade in de ogen des HEEREN.
9 Dit zijn de geboorten van Noach. Noach was een rechtvaardig, oprecht man in zijn geslachten. Noach wandelde met God.
10 En Noach gewon drie zonen: Sem, Cham en Jafeth.
11 Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht; en de aarde was vervuld met wrevel.
12 Toen zag God de aarde, en ziet, zij was verdorven; want al het vlees had zijn weg verdorven op de aarde.
13 Daarom zeide God tot Noach: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen; want de aarde is door hen vervuld met wrevel; en zie, Ik zal hen met de aarde verderven.
14 Maak u een ark van goferhout; met kameren zult gij deze ark maken; en gij zult die bepekken van binnen en van buiten met pek.

Genesis 6:4-14 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 6

This chapter gives an account of the wickedness of the old world, both among the profane and the professors of religion, which was taken notice of and resented by God, upon which he determined the destruction of it, Ge 6:1-7 only one man, Noah, is excepted, who found favour with God, and whose character is given, Ge 6:8-10 and to whom was observed by God the general corruption of the earth, Ge 6:11-13 and to whom he gave orders and directions for the building an ark for himself, and his family, being determined to destroy the earth with a flood, and all creatures in it, Ge 6:14-17 only he would preserve him and his wife, his three sons and their wives, and two of every living creature, for which, and for himself and his family, he was to take food into the ark when built, Ge 6:18-21 and the chapter is concluded with observing, that Noah did as he was commanded, Ge 6:22.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.