Jeremia 17:14

14 Genees mij, HEERE! zo zal ik genezen worden, behoud mij, zo zal ik behouden worden; want Gij zijt mijn Lof.

Jeremia 17:14 Meaning and Commentary

Jeremiah 17:14

Heal me, O Lord, and I shall be healed
These are the words of the prophet, sensible of his own sins and backslidings, and of the part which he himself had in these corrupt and declining times; and being conscious of his own impotency to cure himself; and being fully satisfied of the power of the Lord to heal him; and being well assured, if he was healed by him, he should be thoroughly and effectually healed; therefore he applies unto him. Sins are diseases; healing them is the forgiveness of them; God only can grant this: or this may have respect to the consolation of him, whose soul was distressed, grieved, and wounded, with the consideration of the sins of his people, and the calamities coming upon them on that account:

save me, and I shall be saved;
with a temporal, spiritual, and eternal salvation; save me from the corruptions of the times, from the designs of my enemies; preserve me to thy kingdom and glory; there are none saved but whom the Lord saves, and those that are saved by him are saved to a purpose; they can never perish:

for thou [art] my praise;
the cause of it, by reason of mercies bestowed; the object of it, whom he did and would praise evermore, because of his favours, particularly the blessings of healing and salvation by him; see ( Psalms 103:1-4 ) .

Jeremia 17:14 In-Context

12 Een troon der heerlijkheid, een hoogheid van het eerste aan, is de plaats onzes heiligdoms.

13 O HEERE, Israels Verwachting! allen, die U verlaten, zullen beschaamd worden; en die van mij afwijken, zullen in de aarde geschreven worden; want zij verlaten den HEERE, den Springader des levenden waters.

14 Genees mij, HEERE! zo zal ik genezen worden, behoud mij, zo zal ik behouden worden; want Gij zijt mijn Lof.

15 Ziet, zij zeggen tot mij: Waar is het woord des HEEREN? Laat het nu komen!

16 Ik heb toch niet aangedrongen, meer dan een herder achter U betaamde; ook heb ik den dodelijken dag niet begeerd, Gij weet het; wat uit mijn lippen is gegaan, is voor Uw aangezicht geweest.