Jeremia 23:12

12 Daarom zal hun weg hun zijn als zeer gladde plaatsen in de donkerheid; zij zullen aangedreven worden en daarin vallen; want Ik zal een kwaad over hen brengen in het jaar hunner bezoeking, spreekt de HEERE.

Jeremia 23:12 Meaning and Commentary

Jeremiah 23:12

Wherefore their way shall be unto them as slippery [ways] in
the darkness
Their course of life may fitly be compared, and in the issue will prove to be like to a man's walking in a dark night without any lamp or lantern to light him, and in a slippery way, scarce able to stand upon his legs, and cannot see to pick his way, nor where to step next, which is very uncomfortable and dangerous; such are blind leaders of the blind, and both in danger of slipping and falling into a ditch, ( Matthew 15:14 ) ; they shall be driven on, and fall therein;
hurried on by Satan, and their own lusts, in their sinful ways to their ruin; or forced on into captivity and destruction; their enemies and the just judgments of God pursuing them, like a man pursued by others in a dark and slippery way; who cannot stand to feel his way, but is obliged to go on, though he can scarce keep upon his legs, and knows not where to set his foot next; see ( Psalms 35:6 ) ; for I will bring evil upon them:
the evil of punishment, which is from the Lord; as sword, famine, pestilence, or captivity: [even] the year of their visitation, saith the Lord:
the precise and exact time appointed by the Lord to visit them in a way of judgment for their iniquities; which was a set time that would certainly come, and they could not escape; and which may not only respect the time of the Babylonish captivity, but the destruction of the Jews by the Romans, which was the time of their visitation, ( Luke 19:44 ) .

Jeremia 23:12 In-Context

10 Want het land is vol overspelers, want het land treurt vanwege den vloek, de weiden der woestijn verdorren, omdat hun loop boos is, en hun macht niet recht.

11 Want beiden, profeten en priesters, zijn huichelaars; zelfs in Mijn huis vind Ik hun boosheid, spreekt de HEERE.

12 Daarom zal hun weg hun zijn als zeer gladde plaatsen in de donkerheid; zij zullen aangedreven worden en daarin vallen; want Ik zal een kwaad over hen brengen in het jaar hunner bezoeking, spreekt de HEERE.

13 Ik heb wel ongerijmdheid gezien in de profeten van Samaria, die door Baal, profeteerden, en Mijn volk Israel verleidden.

14 Maar in de profeten van Jeruzalem zie Ik afschuwelijkheid; zij bedrijven overspel, en gaan om met valsheid, en sterken de handen der boosdoeners, opdat zij zich niet bekeren, een iegelijk van zijn boosheid; zij allen zijn Mij als Sodom, en haar inwoners als Gomorra