Jeremia 31:30

30 Maar een iegelijk zal om zijn ongerechtigheid sterven; een ieder mens, die de onrijpe druiven eet, zijn tanden zullen stomp worden.

Jeremia 31:30 Meaning and Commentary

Jeremiah 31:30

But everyone shall die for his own iniquity
His own personal iniquity; and not a corporeal death only, but an eternal one, which is the just wages of sin. It seems to intimate, that, after the Babylonish captivity, no public calamity should come upon them for the sins of their fathers and their own jointly, but for their own iniquities singly; so their last destruction by the Romans was for their personal disbelief and rejection of the Messiah; see ( John 8:24 ) ; and the calamities upon them ever since have been for the same reason. Indeed, they imprecated his blood upon them, and upon their children, and so it is; but then, their children are under the power of the same sin of unbelief, and will remain so, until the veil is taken away, and they turn to the Lord; after which it will still be a more clear case that everyone shall die for his own iniquity; every man that eateth the sour grape, his teeth shall be set on edge;
sin, though it may be esteemed a sweet morsel, is a sour grape, and will prove so in the issue; and will give a man as much trouble and disquietude, when he is convinced of the evil of it, or suffers the punishment of it, as when a man's "teeth are set on edge"; and indeed the consequence of it will be weeping, wailing, and gnashing of teeth.

Jeremia 31:30 In-Context

28 En het zal geschieden, gelijk als Ik over hen gewaakt heb, om uit te rukken, en af te breken, en te verstoren, en te verderven, en kwaad aan te doen; alzo zal Ik over hen waken, om te bouwen en te planten, spreekt de HEERE.
29 In die dagen zullen zij niet meer zeggen: De vaders hebben onrijpe druiven gegeten, en der kinderen tanden zijn stomp geworden.
30 Maar een iegelijk zal om zijn ongerechtigheid sterven; een ieder mens, die de onrijpe druiven eet, zijn tanden zullen stomp worden.
31 Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israel en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken;
32 Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.