Jeremia 32:33

33 Die Mij den nek hebben toegekeerd en niet het aangezicht; hoewel Ik hen leerde, vroeg op zijnde en lerende, evenwel hoorden zij niet, om tucht aan te nemen;

Jeremia 32:33 Meaning and Commentary

Jeremiah 32:33

And they have turned unto me the back, and not the face
When he reproved them for their sins; called them to repentance; instructed them in their duty; and warned them of the dangers they exposed themselves to; instead of turning the face to him, as scholars to their masters, and as subjects to their prince, to listen to what was said to them; they turned their backs or necks, the hinder part of them; expressive of contempt, and showing great rudeness and irreverence: though I taught them, rising up early, and teaching [them];
by his prophets, as the Targum; whom he sent to them early in the morning; or in the early time of their life; or when they first began to practise idolatry; so careful was the Lord of them; so diligent to instruct them, and prevent their ruin: yet have not hearkened, to receive instruction;
or "correction" F9; so as to repent of their sins, reform and amend; see ( Jeremiah 7:13 Jeremiah 7:25 Jeremiah 7:26 ) .


FOOTNOTES:

F9 (rowm) "disciplinam", Cocceius; i.e. "correctionem", Schmidt.

Jeremia 32:33 In-Context

31 Want tot Mijn toorn en tot Mijn grimmigheid is Mij deze stad geweest, van den dag af, dat zij haar gebouwd hebben, tot op dezen dag toe; opdat Ik haar van Mijn aangezicht wegdeed;
32 Om al de boosheid der kinderen Israels en der kinderen van Juda, die zij gedaan hebben om Mij te vertoornen, zij, hun koningen, hun vorsten, hun priesteren, en hun profeten, en de mannen van Juda, en de inwoners van Jeruzalem;
33 Die Mij den nek hebben toegekeerd en niet het aangezicht; hoewel Ik hen leerde, vroeg op zijnde en lerende, evenwel hoorden zij niet, om tucht aan te nemen;
34 Maar zij hebben hun verfoeiselen gesteld in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, om dat te verontreinigen.
35 En zij hebben de hoogten van Baal gebouwd, die in het dal des zoons van Hinnom zijn, om hun zonen en hun dochteren den Molech door het vuur te laten gaan; hetwelk Ik hun niet heb geboden, noch in Mijn hart is opgekomen, dat zij dezen gruwel zouden doen; opdat zij Juda mochten doen zondigen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.