Jeremia 38:26

26 Zo zult gij tot hen zeggen: Ik wierp mijn smeking voor des konings aangezicht neder, dat hij mij niet zou weder laten brengen in Jonathans huis, om aldaar te sterven.

Jeremia 38:26 Meaning and Commentary

Jeremiah 38:26

Then thou shalt say unto them
Here the king puts words into the prophet's mouth, what he should say to the princes, to put them off from inquiring further, and so keep the matter a secret: I presented my supplication before the king;
or "caused [it] to fall" {d}; delivered it in an humble and submissive manner: that he would not cause me to return to Jonathan's house, to die there;
this he had entreated of the king before, ( Jeremiah 37:20 ) ; and now, no doubt, renewed his request, having this fair opportunity with the king alone to do it; or, however, it is highly probable he did it upon this hint of the king. This shows how much the king stood in fear of his princes in this time of his distress; and that he had only the name of a king, and had not courage and resolution enough to act of himself, according to the dictates of his mind; yea, that he feared men more than he feared the Lord.

---

FOOTNOTES:

F4 (ytnxt yna lypm) "cadere feci deprecationem meam", Pagninus; "cadere faciens fui" Schmidt.

Jeremia 38:26 In-Context

24 Toen zeide Zedekia tot Jeremia: Dat niemand wete van deze woorden, zo zult gij niet sterven.

25 En als de vorsten zullen horen, dat ik met u gesproken heb, en tot u komen, en tot u zeggen: Verklaar ons nu, wat hebt gij tot den koning gesproken? verheel het niet voor ons, zo zullen wij u niet doden; en wat heeft de koning tot u gesproken?

26 Zo zult gij tot hen zeggen: Ik wierp mijn smeking voor des konings aangezicht neder, dat hij mij niet zou weder laten brengen in Jonathans huis, om aldaar te sterven.

27 Als dan al de vorsten tot Jeremia kwamen, en hem vraagden, verklaarde hij hun, naar al deze woorden, die de koning geboden had; en zij lieten van hem af, omdat de zaak niet was gehoord.

28 En Jeremia bleef in het voorhof der bewaring tot op den dag, dat Jeruzalem werd ingenomen; en hij was er nog, als Jeruzalem was ingenomen.