Jesaja 37:25

25 Ik heb gegraven en de wateren gedronken; en ik heb met mijn voetzolen alle rivieren der belegerde plaatsen verdroogd.

Jesaja 37:25 Meaning and Commentary

Isaiah 37:25

I have digged, and drunk water
In places where he came, and found no water for his army, he set his soldiers to work, to dig cisterns, as the Targum, or wells, so that they had water sufficient to drink; in ( 2 Kings 19:24 ) , it is "strange waters", which were never known before: and with the sole of my feet have I dried up all the rivers of the
besieged places;
or, as the Targum,

``with the soles of the feet of the people that are with me;''

the Syriac version, "with the hoofs of my horses": with which he trampled down banks of rivers, and pools, and cisterns of water; signifying the vast numbers of his soldiers, who could drink up a river, or carry it away with them, or could turn the streams of rivers that ran by the sides, or round about, cities besieged, and so hindered the carrying on of a siege, and the taking of the place; but he had ways and means very easily to drain them, and ford them; or to cut off all communication of the water from the besieged. Some render it, "I have dried up all the rivers of Egypt" ^F19, as Kimchi, on ( 2 Kings 19:24 ) , observes, and to be understood hyperbolically; see ( Isaiah 19:6 ) , so Ben Melech observes.

---

FOOTNOTES:

F19 (rwum yrway lk) "omnes rivos Aegypti", Vitringa.

Jesaja 37:25 In-Context

23 Wien hebt gij gehoond, en gij gelasterd, en tegen Wien hebt gij de stem verheven, en uw ogen omhoog opgeheven? Tegen den Heilige Israels!

24 Door middel uwer dienstknechten hebt gij den HEERE gehoond, en gezegd: Ik heb met de menigte mijner wagenen beklommen de hoogte der bergen, de zijden van Libanon; en ik zal zijn hoge cederbomen en zijn uitgelezen dennebomen afhouwen; en zal komen tot zijn uiterste hoogte, in het woud zijns schonen velds.

25 Ik heb gegraven en de wateren gedronken; en ik heb met mijn voetzolen alle rivieren der belegerde plaatsen verdroogd.

26 Hebt gij niet gehoord, dat Ik zulks lang te voren gedaan heb, en dat van de oude dagen af geformeerd heb? Nu heb Ik dat doen komen, dat gij zoudt zijn, om de vaste steden te verstoren tot woeste hopen.

27 Daarom waren haar inwoners handeloos, zij waren verslagen en beschaamd; zij waren als het gras des velds en de groene grasscheutjes, als het hooi der daken, en het brandkoren, eer het overeind staat.