Jesaja 44:12

12 De ijzersmid maakt een bijl, en werkt in den gloed, en formeert het met hamers, en werkt het met zijn sterken arm; ook lijdt hij honger, totdat hij krachteloos wordt, hij drinkt geen water, totdat hij amechtig wordt.

Jesaja 44:12 Meaning and Commentary

Isaiah 44:12

The smith with the tongs
Or, "the worker of iron" ^F3; the blacksmith, who had a concern in making of idols, for some were made of iron, ( Daniel 5:4 ) , or in making plates to cover them, or nails to fasten them with, or instruments which the carpenter made use of in cutting down trees, and fitting the wood for an image; such as the axe or hatchet, or plane, and which some think is here meant, by the word translated "tongs", but is rendered an "axe", ( Jeremiah 10:3 ) and is used for that, or an hatchet, or a plane, by the Misnic ^F4 writers; so the Targum renders it,

``the smith out of iron makes an axe or hatchet:''

"both worketh in the coals"; he puts his iron in the coals, and blows upon them, and so makes it soft and malleable, and then takes it out: and fashioneth it with hammers:
beats it with hammers upon the anvil, and puts it into what form he pleases: and worketh it with the strength of his arms;
uses his utmost strength to bring it into a form he is desirous of: yea, he is hungry, and his strength faileth; he drinketh no water, and
is faint;
he works at it with all his might and main, is earnest at it, and is eagerly desirous of finishing his work; he works till he is hungry and thirsty, and for want of food is ready to faint and sink; and yet will not give himself time to eat and drink, being so intent upon his work: or the sense is, though he is hungry and thirsty, and faints for want of provisions, yet the god he is making, or has made, cannot supply him with any: this is said to expose the folly of idol making, and of idol worship.

---

FOOTNOTES:

F3 (lzrb vrx) "faber ferri", Pagninus, Montanus; "faber ferrarius", V. L. Vitringa.
F4 Misn. Sabbat, c. 12. sect. 1. Celim, c. 29. 6.

Jesaja 44:12 In-Context

10 Wie formeert een god, en giet een beeld, dat geen nut doet?

11 Ziet, al hun medegenoten zullen beschaamd worden, want de werkmeesters zijn uit de mensen; dat zij zich altemaal vergaderen, dat zij opstaan, zij zullen verschrikken, zij zullen te zamen beschaamd worden.

12 De ijzersmid maakt een bijl, en werkt in den gloed, en formeert het met hamers, en werkt het met zijn sterken arm; ook lijdt hij honger, totdat hij krachteloos wordt, hij drinkt geen water, totdat hij amechtig wordt.

13 De timmerman trekt het richtsnoer uit, hij tekent het af met den draad, hij maakt het effen met de schaven, en tekent het met den passer, en maakt het naar de beeltenis eens mans, naar de schoonheid van een mens, dat het in het huis blijve.

14 Als hij zich cederen afhouwt, zo neemt hij een cypressenboom of een eik, en hij versterkt zich onder de bomen des wouds; hij plant een olmboom, en de regen maakt dien groot.