Job 34:19

19 Hoe dan tot Dien, Die het aangezicht der vorsten niet aanneemt, en den rijke voor den arme niet kent? Want zij zijn allen Zijner handen werk.

Job 34:19 Meaning and Commentary

Job 34:19

[How much less to him] that accepteth not the persons of
princes
And indeed God is not the respecter of the persons of any, no, not of the greatest men on earth, kings and princes, ( Acts 10:34 ) ; these are alike dealt with by him as others in the dispensations of his providence; nor do they escape the marks of his displeasure, wrath and vengeance, when they sin against him:

nor regardeth the rich more than the poor?
by showing favour to them, or conniving at them,

for they [are] all the work of his hands;
both the rich and the poor; not only as creatures made by him, but as rich men and poor men; it is God that makes men rich or poor, ( 1 Samuel 2:7 ) ( Proverbs 22:9 ) ; instances follow proving this, that God is no respecter of persons on account of outward circumstances.

Job 34:19 In-Context

17 Zou hij ook, die het recht haat, den gewonde verbinden, en zoudt gij den zeer Rechtvaardige verdoemen?

18 Zou men tot een koning zeggen: Gij Belial; tot de prinsen: Gij goddelozen!

19 Hoe dan tot Dien, Die het aangezicht der vorsten niet aanneemt, en den rijke voor den arme niet kent? Want zij zijn allen Zijner handen werk.

20 In een ogenblik sterven zij; zelfs ter middernacht wordt een volk geschud, dat het doorga; en de machtige wordt weggenomen zonder hand.

21 Want Zijn ogen zijn op ieders wegen, en Hij ziet al zijn treden.