Jozua 11:11

11 En zij sloegen alle ziel, die daarin was, met de scherpte des zwaards, die verbannende; er bleef niets over, dat adem had; en Hazor verbrandde hij met vuur.

Jozua 11:11 Meaning and Commentary

Joshua 11:11

And they smote all the souls that [were] therein with the
edge of the sword, utterly destroying [them]
Men, women, and children:

there was not any left to breathe;
any human creature; for as for the cattle they were taken for a prey:

and he burnt Hazor with fire;
as he did Jericho and Ai, though no other cities he had taken; but it seems that this city, though burnt, was built again and inhabited by Canaanites, who had a king over them of the same name with this in the times of Deborah, ( Judges 4:2 ) .

Jozua 11:11 In-Context

9 Jozua nu deed hun, gelijk hem de HEERE gezegd had; hun paarden verlamde hij, en hun wagenen verbrandde hij met vuur.
10 En Jozua keerde weder ter zelver tijd, en hij nam Hazor in, en haar koning sloeg hij met het zwaard; want Hazor was te voren het hoofd van al deze koninkrijken.
11 En zij sloegen alle ziel, die daarin was, met de scherpte des zwaards, die verbannende; er bleef niets over, dat adem had; en Hazor verbrandde hij met vuur.
12 En Jozua nam al de steden dezer koningen in, en al haar koningen, en hij sloeg hen met de scherpte des zwaards, hen verbannende, gelijk als Mozes, de knecht des HEEREN geboden had.
13 Alleenlijk verbrandden de Israelieten geen steden, die op haar heuvelen stonden, behalve Hazor alleen; dat verbrandde Jozua.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.