Leviticus 22:8

8 Het dode aas, en het verscheurde zal hij niet eten, om daarmede onrein te worden; Ik ben de HEERE!

Leviticus 22:8 Meaning and Commentary

Leviticus 22:8

That which dieth of itself, or is torn [with beasts]
Whether fowls or beasts, and even clean ones, which, had they been killed in a proper manner, were fit to cut, but dying of themselves, or torn to pieces by other birds or beasts of prey, might not, see ( Ezekiel 44:31 ) ; he shall not eat, to defile himself therewith;
being impure food, at least in a ceremonial sense, and not fit to be eaten; these things were forbid a common Israelite, and much less might a priest eat of them, see ( Leviticus 17:15 ) ; I [am] the Lord;
who enjoin this, and expect to be obeyed.

Leviticus 22:8 In-Context

6 De mens, die dat aangeroerd zal hebben, zal onrein zijn tot aan den avond, en hij zal van die heilige dingen niet eten, maar zal zijn vlees met water baden.
7 Als de zon zal ondergegaan zijn, dan zal hij rein zijn; en daarna zal hij van die heilige dingen eten; want dat is zijn spijze.
8 Het dode aas, en het verscheurde zal hij niet eten, om daarmede onrein te worden; Ik ben de HEERE!
9 Zij zullen dan Mijn bevel onderhouden, opdat zij geen zonde daarover dragen en daarin sterven, als zij die ontheiligd zouden hebben; Ik ben de HEERE, Die hen heilige!
10 Ook zal geen vreemde het heilige eten; een bijwoner des priesters, en een dagloner, zullen het heilige niet eten.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.