Lukas 7:48

48 En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven.

Lukas 7:48 Meaning and Commentary

Luke 7:48

And he saith unto her
Directing his discourse to the woman that now stood before him:

thy sins are forgiven;
which was said, partly on account of the Pharisee, to let him see, that he knew this woman, what she was, and had been; that she had been a sinner, a great sinner, one that owed five hundred pence, but was now forgiven, washed, cleansed, sanctified, and justified, and therefore not to be shunned and avoided; and partly on the woman's account, that she might have a fresh discovery of the forgiveness of her sins, for her comfort under the severe censure of the Pharisee, and that her faith in it might be strengthened; as also on his own account, to show that he was not only a prophet that had extraordinary knowledge of persons, and their characters, but that he was the most high God, to whom belonged the prerogative of pardoning sin.

Lukas 7:48 In-Context

46 Met olie hebt gij Mijn hoofd niet gezalfd; maar deze heeft Mijn voeten met zalf gezalfd.

47 Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, die vele waren; want zij heeft veel liefgehad; maar dien weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief.

48 En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven.

49 En die mede aanzaten, begonnen te zeggen bij zichzelven: Wie is Deze, Die ook de zonden vergeeft?

50 Maar Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede.