Mattheüs 20:7

7 Zij zeiden tot hem: Omdat ons niemand gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en zo wat recht is, zult gij ontvangen.

Mattheüs 20:7 Meaning and Commentary

Matthew 20:7

They say unto him, because no man hath hired us
This may be fitly applied to the Gentiles, who hundreds of years were neglected by God; he overlooked the times of their ignorance, took no notice of them in their state of stupidity, blindness, and irreligion; but suffered them to walk in their own ways, sent no prophets to instruct them, nor messages, nor messengers to them; till at length the Jews, having rejected and crucified the Messiah, and persecuted his apostles, and contradicted, and blasphemed the Gospel, they were ordered to go to the Gentiles, and preach it to them:

he saith unto them, go ye also into the vineyard:
the Gospel was made the power of God unto salvation to them; they were called by grace, became of the same body the church, were fellow heirs with the believing Jews, partakers of the same promises and privileges, in a Gospel church state, and were equally labourers in the Lord's vineyard:

and whatsoever is right, that shall ye receive;
with the rest of the labourers in it. This clause is left out in the Vulgate Latin, and in Munster's Hebrew Gospel; nor is it in Beza's most ancient Greek copy, though in all the rest; nor is it in the Persic version, which has added, "and they went", as they were bidden, into the vineyard, the call being effectual; but is retained in the Syriac, Arabic, and Ethiopic versions.

Mattheüs 20:7 In-Context

5 Wederom uitgegaan zijnde omtrent de zesde en negende ure, deed hij desgelijks.

6 En uitgegaan zijnde omtrent de elfde ure, vond hij anderen ledig staande, en zeide tot hen: Wat staat gij hier den gehele dag ledig?

7 Zij zeiden tot hem: Omdat ons niemand gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en zo wat recht is, zult gij ontvangen.

8 Als het nu avond geworden was, zeide de heer des wijngaards, tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders, en geef hun het loon, beginnende van de laatsten tot de eersten.

9 En als zij kwamen, die ter elfder ure gehuurd waren, ontvingen zij ieder een penning.