Micha 1:9

9 Want haar plagen zijn dodelijk; want zij zijn gekomen tot aan Juda; hij is geraakt tot aan de poort mijns volks, tot aan Jeruzalem.

Micha 1:9 Meaning and Commentary

Micah 1:9

For her wound [is] incurable
Or her "stroke [is] desperate" F5. The ruin of Samaria, and the ten tribes, was inevitable; the decree being gone forth, and they hardened in their sins, and continuing in their impenitence; and their destruction was irrevocable; they were not to be restored again, nor are they to this day; nor will be till the time comes that all Israel shall be saved: or "she is grievously sick of her wounds"; just ready to die, upon the brink of ruin, and no hope of saving her; this is the cause and reason of the above lamentation of the prophet: and what increased his grief and sorrow the more was, for it is come unto Judah;
the calamity has reached the land of Judah; it stopped not with Israel or the ten tribes, but spread itself into the two tribes of Judah and Benjamin; for the Assyrian army, having taken Samaria, and carried Israel captive, in a short time, about seven or eight years, invaded Judea, and took the fenced cities of Judah in Hezekiah's time, in which Micah prophesied; he is come unto the gate of my people, [even] to Jerusalem;
Sennacherib, king of Assyria, having taken the fenced cities, came up to the very gates of Jerusalem, and besieged it, where the courts of judicature were kept, and the people resorted to, to have justice done them; and Micah, being of the tribe of Judah, calls them his people, and was the more affected with their distress.


FOOTNOTES:

F5 (hytwkm hvwna) "desperata est plaga ejus", V. L. "plagae ejus", Montanus, Drusius.

Micha 1:9 In-Context

7 En al haar gesneden beelden zullen vermorzeld worden, en al haar hoerenbeloningen zullen met vuur verbrand worden, en al haar afgoden zal Ik stellen tot een woestheid; want zij heeft ze van hoerenloon vergaderd, en zij zullen tot hoerenloon wederkeren.
8 Hierom zal ik misbaar bedrijven en huilen; ik zal beroofd en naakt gaan; ik zal misbaar maken als de draken, en treuren als de jonge struisen.
9 Want haar plagen zijn dodelijk; want zij zijn gekomen tot aan Juda; hij is geraakt tot aan de poort mijns volks, tot aan Jeruzalem.
10 Verkondigt het niet te Gath, weent zo jammerlijk niet; wentelt u in het stof in het huis van Afra.
11 Ga door, gij inwoneres van Safir! met blote schaamte; de inwoneres van Zaanan gaat niet uit; rouwklage is te Beth-haezel; hij zal zijn stand van ulieden nemen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.