Nehemia 3:5

5 Voorts aan hun hand verbeterden de Thekoieten; maar hun voortreffelijken brachten hun hals niet tot den dienst huns Heeren.

Nehemia 3:5 Meaning and Commentary

Nehemiah 3:5

And next unto them the Tekoites repaired
The inhabitants of Tekoa, a city in the tribe of Judah; see ( Amos 1:1 )

but their nobles put not their necks to the work of their Lord;
either of Nehemiah, as some, or rather of the lord and prince appointed over their families, as Aben Ezra, to whom they would not be subject; though it seems best, with Jarchi, to understand it of the Lord their God, by whose command this work was begun; but they refused to give any assistance to it with their purses or presence, but withdrew from it, as refractory oxen withdraw their necks from the yoke. This is observed to their disgrace, when the common people of their city were ready to work, and did.

Nehemia 3:5 In-Context

3 De Vispoort nu bouwden de kinderen van Senaa; zij zolderden die, en richtten haar deuren op, met haar sloten en haar grendelen.
4 En aan hun hand verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz; en aan hun hand verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, den zoon van Mesezabeel; en aan hun hand verbeterde Zadok, zoon van Baena.
5 Voorts aan hun hand verbeterden de Thekoieten; maar hun voortreffelijken brachten hun hals niet tot den dienst huns Heeren.
6 En de Oude poort verbeterden Jojada, de zoon van Paseah, en Mesullam, de zoon van Besodja; deze zolderden zij, en richtten haar deuren op, met haar sloten en haar grendelen.
7 En aan hun hand verbeterden Melatja, de Gibeoniet, en Jadon, de Meronothiet, de mannen van Gibeon en van Mizpa; tot aan den stoel des landvoogds aan deze zijde der rivier.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.