Psalmen 24:5

5 Die zal den zegen ontvangen van den HEERE, en gerechtigheid van den God zijns heils.

Psalmen 24:5 Meaning and Commentary

Psalms 24:5

He shall receive the blessing from the Lord
Or "who receives" ^F12; the future for the present; and so is a continuation of the description of a person proper to enter and abide in the church of God, as ( Psalms 24:6 ) seems to require; even one who has received every spiritual blessing in Christ in general, special grace out of his fulness; particularly the blessing of pardon, as also adoption, and a right to eternal life; though it may be that the following clause is explanative of this;

and righteousness from the God of his salvation;
from Christ, who is God his Saviour, the author of salvation; and who has brought in an everlasting righteousness, which is in him, and is a gift of his grace, and is received from him by faith, and is a great blessing indeed; it secures from condemnation and death, and entitles to eternal life.

---

FOOTNOTES:

F12 (avy) "qui accipit", Cocceius.

Psalmen 24:5 In-Context

3 Wie zal klimmen op den berg des HEEREN, en wie zal staan in de plaats Zijner heiligheid?

4 Die rein van handen, en zuiver van hart is, die zijn ziel niet opheft tot ijdelheid, en die niet bedriegelijk zweert;

5 Die zal den zegen ontvangen van den HEERE, en gerechtigheid van den God zijns heils.

6 Dat is het geslacht dergenen, die naar Hem vragen, die Uw aangezicht zoeken, dat is Jakob! Sela.

7 Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga!