Richtere 14:17

17 En zij weende voor hem, op den zevenden der dagen in dewelke zij deze bruiloft hadden; zo geschiedde het op den zevenden dag, dat hij het haar verklaarde, want zij perste hem; en zij verklaarde dat raadsel den kinderen haars volks.

Richtere 14:17 Meaning and Commentary

Judges 14:17

And she wept before him the seven days, while the feast
lasted
Those that remained of the seven days, from the fourth to this time, as Kimchi seems rightly to interpret it; though some think she began to beseech him with tears, on the first day of the feast, to impart the secret to her for her own satisfaction; and then, after the men had urged her on the fourth day to persuade her husband to it, she continued pressing him more earnestly with tears unto the seventh day. Some, as Abarbinel observes, and to whom he seems to incline, think there were fourteen days, seven days before the festival began, on the last of which they importuned her to try to get the secret from him, ( Judges 14:15 ) , and that she continued pressing all the second seven days; but it seems quite clear that it was at the beginning of the seven days of the feast that the riddle was put, which was to be explained within that time, ( Judges 14:12 )

and it came to pass on the seven day, that he told her, because she lay
sore upon him;
pressed him most earnestly with her entreaties, cries, and tears:

and she told the riddle to the children of her people;
though she knew it would be to her husband's detriment, and that he must be obliged to give them thirty sheets of linen, and as many suits of apparel, and though it is probable she had promised not to tell them.

Richtere 14:17 In-Context

15 Daarna geschiedde het op den zevenden dag, dat zij tot de huisvrouw van Simson zeiden: Overreed uw man, dat hij ons dat raadsel verklare, opdat wij niet misschien u, en het huis uws vaders, met vuur verbranden. Hebt gijlieden ons genodigd, om het onze te bezitten; is het zo niet?
16 En Simsons huisvrouw weende voor hem en zeide: Gij haat mij maar, en hebt mij niet lief; gij hebt den kinderen mijns volks een raadsel te raden gegeven, en hebt het mij niet verklaard. En hij zeide tot haar: Zie, ik heb het mijn vader en mijn moeder niet verklaard, zou ik het u dan verklaren?
17 En zij weende voor hem, op den zevenden der dagen in dewelke zij deze bruiloft hadden; zo geschiedde het op den zevenden dag, dat hij het haar verklaarde, want zij perste hem; en zij verklaarde dat raadsel den kinderen haars volks.
18 Toen zeiden de mannen der stad tot hem, op den zevenden dag, eer de zon onderging: Wat is zoeter dan honig? en wat is sterker dan een leeuw? En hij zeide tot hen: Zo gij met mijn kalf niet hadt geploegd, gij zoudt mijn raadsel niet hebben uitgevonden.
19 Toen werd de Geest des HEEREN vaardig over hem, en hij ging af naar de Askelonieten, en sloeg van hen dertig man; en hij nam hun gewaad, en gaf de wisselklederen aan degenen, die dat raadsel verklaard hadden. Doch zijn toorn ontstak, en hij ging op in zijns vaders huis.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.