Richtere 9:7

7 Als zij dit Jotham aanzeiden, zo ging hij heen, en stond op de hoogte des bergs Gerizim, en verhief zijn stem, en riep, en hij zeide tot hen: Hoort naar mij, gij, burgers van Sichem! en God zal naar ulieden horen.

Richtere 9:7 Meaning and Commentary

Judges 9:7

And when they told it to Jotham
Or when it was told him that Abimelech was made king in Shechem by some of his friends:

he went and stood in the top of Mount Gerizim;
a mount near Shechem; it hung over the city, as Josephus says ^F3, and so a very proper place to stand on and deliver a speech from it to the inhabitants of it; who, as the same writer says, were now keeping a festival, on what account he says not, perhaps to Baalberith their idol: over against this mountain was another, called Ebal, and between them a valley; and very likely they were assembled in this valley, where the children of Israel stood when the blessings were delivered from Gerizim, and the curses from Ebal; and if so, Jotham might be heard very well by the Shechemites:

and he lifted up his voice, and cried;
that he might be heard by them:

and said unto them, hearken unto me, ye men of Shechem, that God may
hearken unto you;
which was a very solemn manner of address to them, tending to excite attention, as having somewhat of importance to say to them, and suggesting, that if they did not hearken to him, God would not hearken to them when they cried to him, and therefore it behoved them to attend: it is an adjuration of them to hearken to him, or a wish that God would not hearken to them if they were inattentive to him.

---

FOOTNOTES:

F3 Antiqu. l. 5. c. 7. sect. 2.

Richtere 9:7 In-Context

5 En hij kwam in zijns vaders huis te Ofra, en doodde zijn broederen, de zonen van Jerubbaal, zeventig mannen, op een steen; doch Jotham, de jongste zoon van Jerubbaal werd overgelaten, want hij had zich verstoken.

6 Toen vergaderden zich alle burgers van Sichem, en het ganse huis van Millo, en gingen heen en maakten Abimelech ten koning, bij den hogen eik, die bij Sichem is.

7 Als zij dit Jotham aanzeiden, zo ging hij heen, en stond op de hoogte des bergs Gerizim, en verhief zijn stem, en riep, en hij zeide tot hen: Hoort naar mij, gij, burgers van Sichem! en God zal naar ulieden horen.

8 De bomen gingen eens heen, om een koning over zich te zalven, en zij zeiden tot den olijfboom: Wees gij koning over ons.

9 Maar de olijfboom zeide tot hen: Zoude ik mijn vettigheid verlaten, die God en de mensen in mij prijzen? En zoude ik heengaan om te zweven over de bomen?