Parallel Bible results for "johannes 4:1-30"

Johannes 4:1-30

SVV

NIV

1 Als dan de Heere verstond, dat de Farizeen gehoord hadden, dat Jezus meer discipelen maakte en doopte dan Johannes;
1 Now Jesus learned that the Pharisees had heard that he was gaining and baptizing more disciples than John—
2 (Hoewel Jezus zelf niet doopte, maar Zijn discipelen),
2 although in fact it was not Jesus who baptized, but his disciples.
3 Zo verliet Hij Judea, en ging wederom heen naar Galilea.
3 So he left Judea and went back once more to Galilee.
4 En Hij moest door Samaria gaan.
4 Now he had to go through Samaria.
5 Hij kwam dan in een stad van Samaria, genaamd Sichar, nabij het stuk land, hetwelk Jakob zijn zoon Jozef gaf.
5 So he came to a town in Samaria called Sychar, near the plot of ground Jacob had given to his son Joseph.
6 En aldaar was de fontein Jakobs. Jezus dan, vermoeid zijnde van de reize, zat alzo neder nevens de fontein. Het was omtrent de zesde ure.
6 Jacob’s well was there, and Jesus, tired as he was from the journey, sat down by the well. It was about noon.
7 Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zeide tot haar: Geef Mij te drinken.
7 When a Samaritan woman came to draw water, Jesus said to her, “Will you give me a drink?”
8 (Want Zijn discipelen waren heengegaan in de stad, opdat zij zouden spijze kopen.)
8 (His disciples had gone into the town to buy food.)
9 Zo zeide dan de Samaritaanse vrouw tot Hem: Hoe begeert Gij, Die een Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen.
9 The Samaritan woman said to him, “You are a Jew and I am a Samaritan woman. How can you ask me for a drink?” (For Jews do not associate with Samaritans. )
10 Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij de gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zoude u levend water gegeven hebben.
10 Jesus answered her, “If you knew the gift of God and who it is that asks you for a drink, you would have asked him and he would have given you living water.”
11 De vrouw zeide tot Hem: Heere! Gij hebt niet om mede te putten, en de put is diep; van waar hebt Gij dan het levend water?
11 “Sir,” the woman said, “you have nothing to draw with and the well is deep. Where can you get this living water?
12 Zijt Gij meerder dan onze vader Jakob, die ons den put gegeven heeft, en hijzelf heeft daaruit gedronken, en zijn kinderen en zijn vee?
12 Are you greater than our father Jacob, who gave us the well and drank from it himself, as did also his sons and his livestock?”
13 Jezus antwoordde, en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal wederom dorsten:
13 Jesus answered, “Everyone who drinks this water will be thirsty again,
14 Maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven.
14 but whoever drinks the water I give them will never thirst. Indeed, the water I give them will become in them a spring of water welling up to eternal life.”
15 De vrouw zeide tot Hem: Heere, geef mij dat water, opdat mij niet dorste, en ik hier niet moet komen, om te putten.
15 The woman said to him, “Sir, give me this water so that I won’t get thirsty and have to keep coming here to draw water.”
16 Jezus zeide tot haar: Ga heen, roep uw man, en kom hier.
16 He told her, “Go, call your husband and come back.”
17 De vrouw antwoordde en zeide: Ik heb geen man. Jezus zeide tot haar: Gij hebt wel gezegd: Ik heb geen man.
17 “I have no husband,” she replied. Jesus said to her, “You are right when you say you have no husband.
18 Want gij hebt vijf mannen gehad, en dien gij nu hebt, is uw man niet; dat hebt gij met waarheid gezegd.
18 The fact is, you have had five husbands, and the man you now have is not your husband. What you have just said is quite true.”
19 De vrouw zeide tot Hem: Heere, ik zie, dat Gij een profeet zijt.
19 “Sir,” the woman said, “I can see that you are a prophet.
20 Onze vaders hebben op deze berg aangebeden; en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden.
20 Our ancestors worshiped on this mountain, but you Jews claim that the place where we must worship is in Jerusalem.”
21 Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt, wanneer gijlieden, noch op dezen berg, noch te Jeruzalem, den Vader zult aanbidden.
21 “Woman,” Jesus replied, “believe me, a time is coming when you will worship the Father neither on this mountain nor in Jerusalem.
22 Gijlieden aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid is uit de Joden.
22 You Samaritans worship what you do not know; we worship what we do know, for salvation is from the Jews.
23 Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken, die Hem alzo aanbidden.
23 Yet a time is coming and has now come when the true worshipers will worship the Father in the Spirit and in truth, for they are the kind of worshipers the Father seeks.
24 God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.
24 God is spirit, and his worshipers must worship in the Spirit and in truth.”
25 De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messias komt (Die genaamd wordt Christus); wanneer Die zal gekomen zijn, zo zal Hij ons alle dingen verkondigen.
25 The woman said, “I know that Messiah” (called Christ) “is coming. When he comes, he will explain everything to us.”
26 Jezus zeide tot haar: Ik ben het, Die met u spreek.
26 Then Jesus declared, “I, the one speaking to you—I am he.”
27 En daarop kwamen Zijn discipelen en verwonderden zich, dat Hij met een vrouw sprak. Nochtans zeide niemand: Wat vraagt Gij, of: Wat spreekt Gij met haar?
27 Just then his disciples returned and were surprised to find him talking with a woman. But no one asked, “What do you want?” or “Why are you talking with her?”
28 Zo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in de stad en zeide tot de lieden:
28 Then, leaving her water jar, the woman went back to the town and said to the people,
29 Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus?
29 “Come, see a man who told me everything I ever did. Could this be the Messiah?”
30 Zij dan gingen uit de stad, en kwamen tot Hem.
30 They came out of the town and made their way toward him.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Scripture quoted by permission.  Quotations designated (NIV) are from THE HOLY BIBLE: NEW INTERNATIONAL VERSION®.  NIV®.  Copyright © 1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica.  All rights reserved worldwide.