1 Kronieken 26:19-29

19 Dit zijn de verdelingen der poortiers van de kinderen der Korahieten, en der kinderen van Merari.
20 Ook was, van de Levieten, Ahia over de schatten van het huis Gods, en over de schatten der geheiligde dingen.
21 Van de kinderen van Ladan, kinderen van den Gersonieten Ladan; van Ladan, den Gersoniet, waren hoofden der vaderen Jehieli.
22 De kinderen van Jehieli waren Zetham en Joel, zijn broeder; dezen waren over de schatten van het huis des HEEREN.
23 Voor de Amramieten, van de Jizharieten, van de Hebronieten, van de Uzzielieten,
24 En Sebuel, de zoon van Gersom, den zoon van Mozes, was overste over de schatten.
25 Maar zijn broeders van Eliezer waren dezen: Rehabja was zijn zoon, en Jesaja zijn zoon, en Joram zijn zoon, en Zichri zijn zoon, en Selomith zijn zoon.
26 Deze Selomith en zijn broederen waren over al de schatten der heilige dingen, die de koning David geheiligd had, mitsgaders de hoofden der vaderen, de oversten over duizenden en honderden, en de oversten des heirs;
27 Van de krijgen en van den buit hadden zij het geheiligd, om het huis des HEEREN te onderhouden.
28 Ook alles, wat Samuel, de ziener, geheiligd had, en Saul, de zoon van Kis, en Abner, de zoon van Ner, en Joab, de zoon van Zeruja; al wat iemand geheiligd had, was onder de hand van Selomith en zijn broederen.
29 Van de Jizharieten waren Chenanja en zijn zonen tot het buitenwerk in Israel, tot ambtlieden en tot rechters.

1 Kronieken 26:19-29 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 CHRONICLES 26

In this chapter we have a further account of the disposition and distribution of the Levites, to serve in other offices, as of porters at the several gates of the temple, for which they cast lots, 1Ch 26:1-19 of others, as over the treasures of the house of the Lord, 1Ch 26:20-28, and of others that were appointed judges in the land, to administer justice to the people, 1Ch 26:29-32.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.