1 Kronieken 3:18-24

18 Dezes zonen waren Malchiram, en Pedaja, en Senazar, Jekamja, Hosama en Nedabja.
19 De kinderen van Pedaja nu waren Zerubbabel en Simei; en de kinderen van Zerubbabel waren Mesullam en Hananja; en Selomith was hunlieder zuster;
20 En Hasuba, en Ohel, en Berechja, en Hasadja, Jusabhesed; vijf.
21 De kinderen van Hananja nu waren Pelatja en Jesaja. De kinderen van Refaja, de kinderen van Arnan, de kinderen van Obadja, de kinderen van Sechanja.
22 De kinderen nu van Sechanja waren Semaja; en de kinderen van Semaja waren Hattus, en Jigeal, en Bariah, en Nearja, en Safat; zes.
23 En de kinderen van Nearja waren Eljoenai, en Hizkia, en Azrikam; drie.
24 En de kinderen van Eljoenai waren Hodajeva, en Eljasib, en Pelaja, en Akkub, en Johanan, en Delaja, en Anani; zeven.

1 Kronieken 3:18-24 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 CHRONICLES 3

This chapter gives an account of the sons of David, born to him both in Hebron and in Jerusalem, 1Ch 3:1-9, and of his successors in the kingdom, to the Babylonish captivity, 1Ch 3:10-16, and of his family, to the coming of the Messiah, 1Ch 3:17-24.

born in Hebron, who are reckoned in the same order as in 2Sa 3:2-5, only here the second son is called Daniel, who there goes by the name of Chileab; he had two names, the reason of which see there; and here David's wife, Eglah, is said in the Targum to be Michal, Saul's daughter, \\See Gill on "2Sa 3:5"\\, to which is added an account of his reign both in Hebron and Jerusalem, agreeably to 2Sa 5:5. 18321-941229-1000-1Ch3.2

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.