1 Kronieken 5:21-26

21 En zij voerden hun vee gevankelijk weg; van hun kemelen vijftig duizend, en tweehonderd en vijftig duizend schapen, en twee duizend ezelen, en honderd duizend zielen der mensen.
22 Want er vielen vele verwonden, dewijl de strijd van God was; en zij woonden in hun plaats, totdat zij gevankelijk weggevoerd werden.
23 De kinderen nu van den halven stam van Manasse woonden in dat land. Zij werden vermenigvuldigd van Basan tot aan Baal-Hermon, en Senir, en den berg Hermon.
24 Dezen nu waren de hoofden hunner vaderlijke huizen, te weten: Hefer, en Jisei, en Eliel, en Azriel, en Jeremia, en Hodavja, en Jahdiel; mannen sterk van kracht, mannen van naam, hoofden der huizen hunner vaderen.
25 Maar zij hebben tegen den God hunner vaderen overtreden, en de goden der volken des lands nagehoereerd, welke God voor hun aangezichten had verdelgd.
26 Zo verwekte de God Israels den geest van Pul, den koning van Assyrie, en den geest van Tiglath-Pilneser, den koning van Assyrie, die voerde hen gevankelijk weg, te weten de Rubenieten, en de Gadieten, en den halven stam van Manasse; en hij bracht hen te Halah, en Habor, en Hara, en aan de rivier Gozan, tot op dezen dag.

1 Kronieken 5:21-26 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 CHRONICLES 5

This chapter relates the genealogy of the tribes that lived on the other side Jordan; of the Reubenites, 1Ch 5:1-10, of the Gadites, 1Ch 5:11-17 of the half tribe of Manasseh, 1Ch 5:23,24 and of their war with the Hagarites, in conjunction with each other, and their conquest of them, 1Ch 5:18-22 and who for their sins were all carried captive by the king of Assyria, 1Ch 5:25,26.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.