2 Koningen 22:1-6

1 Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jedida, een dochter van Adaja, van Bozkath.
2 En hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN; en hij wandelde in al den weg van zijn vader David, en week niet af ter rechterhand noch ter linkerhand.
3 Het geschiedde nu in het achttiende jaar van den koning Josia, dat de koning den schrijver Safan, den zoon van Azalia, den zoon van Mesullam, zond in het huis des HEEREN, zeggende:
4 Ga op tot Hilkia, den hogepriester, opdat hij het geld opsomme, dat in het huis des HEEREN gebracht is, hetwelk de wachters des dorpels van het volk verzameld hebben;
5 En dat zij dat geven in de hand der verzorgers van het werk, die besteld zijn over het huis des HEEREN; opdat zij het geven aan degenen, die het werk doen, dat in het huis des HEEREN is, om de breuken van het huis te beteren;
6 Aan de timmerlieden en de bouwlieden, en de metselaars, en om hout en gehouwene stenen te kopen, om het huis te beteren.

2 Koningen 22:1-6 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 2 KINGS 22

This chapter begins with the age and character of Josiah king of Judah, 2Ki 22:1-2, relates his orders for repairing the temple, 2Ki 22:3-7, his attention to the book of the law, which was found, and read to him, and the effect it had upon him, 2Ki 22:8-11, the command he gave to certain persons to inquire of the Lord about it, who applied to Huldah the prophetess, 2Ki 22:12-14, who returned an answer by them to the king, foretelling the destruction of Jerusalem, and giving the reason of it, and at the same time assuring the king it should not be in his days, 2Ki 22:15-20.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.