2 Koningen 24:14-20

14 En hij voerde gans Jeruzalem weg, mitsgaders al de vorsten, en alle strijdbare helden, tien duizend gevangen, en alle timmerlieden en smeden; niemand werd overgelaten, dan het arme volk des lands.
15 Zo voerde hij Jojachin weg naar Babel, mitsgaders des konings moeder, en des konings vrouwen, en zijn hovelingen; daartoe de machtigen des lands bracht hij gevankelijk van Jeruzalem naar Babel;
16 En alle kloeke mannen tot zeven duizend, en timmerlieden en smeden tot een duizend, en alle helden, die ten oorlog geoefend waren; dezen bracht de koning van Babel gevankelijk naar Babel.
17 En de koning van Babel maakte Mattanja, deszelfs oom, koning in plaats van hem, en veranderde zijn naam in Zedekia.
18 Zedekia was een en twintig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, een dochter van Jeremia, van Libna.
19 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat Jojakim gedaan had.
20 Want het geschiedde, om den toorn des HEEREN tegen Jeruzalem en tegen Juda, totdat Hij hen van Zijn aangezicht weggeworpen had. En Zedekia rebelleerde tegen den koning van Babel.

2 Koningen 24:14-20 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 2 KINGS 24

This chapter relates the rebellion of Jehoiakim against the king of Babylon, which prepared the way for the ruin of the kingdom of Judah, according to the decree of God, and also the death of Jehoiakim, and the conquest the king of Babylon made of part of the land of the king of Egypt, 2Ki 24:1-7 and the short and wicked reign of Jehoiachin his son, when he and the royal family, with great numbers of the inhabitants of the land, were carried captive to Babylon, 2Ki 24:8-16, and his uncle was made king in his room, 2Ki 24:17-20.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.