2 Kronieken 24:1-11

1 Joas was zeven jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja, van Ber-seba.
2 En Joas deed dat recht was in de ogen des HEEREN, al de dagen van den priester Jojada.
3 En Jojada nam voor hem twee vrouwen; en hij gewon zonen en dochteren.
4 Het geschiedde nu na dezen, dat het in het hart van Joas was, het huis des HEEREN te vernieuwen.
5 Zo vergaderde hij de priesteren en de Levieten, en zeide tot hen: Trekt uit tot de steden van Juda, en vergadert geld van het ganse Israel, om het huis uws Gods te beteren van jaar tot jaar; en gijlieden, haast tot deze zaak; maar de Levieten haastten niet.
6 En de koning riep Jojada, het hoofd, en zeide tot hem: Waarom hebt gij geen onderzoek gedaan bij de Levieten, dat zij uit Juda en uit Jeruzalem inbrengen zouden de schatting van Mozes, den knecht des HEEREN, en van de gemeente van Israel, voor de tent der getuigenis?
7 Want als Athalia goddelooslijk handelde, hadden haar zonen het huis Gods opengebroken, ja, zelfs alle geheiligde dingen van het huis des HEEREN besteed aan de Baals.
8 En de koning gebood, en zij maakten een kist, en stelden die buiten aan de poort van het huis des HEEREN.
9 En men deed uitroeping in Juda en in Jeruzalem, dat men den HEERE inbrengen zou de schatting van Mozes, den knecht Gods, over Israel in de woestijn.
10 Toen verblijdden zich alle oversten en al het volk, en zij brachten in, en wierpen in de kist, totdat men voleind had.
11 Het geschiedde nu ter tijd, als hij de kist, naar des konings bevel, door de hand der Levieten, inbracht, en als zij zagen, dat er veel gelds was, dat de schrijver des konings kwam, en de bestelde van de hoofdpriester, en de kist ledig maakten, en die opnamen, en die wederbrachten aan haar plaats; alzo deden zij van dag tot dag, en verzamelden geld in menigte;

2 Kronieken 24:1-11 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 2 CHRONICLES 24

This chapter begins with the reign of Joash king of Judah, son of Ahaziah, 2Ch 24:1-3, relates his concern and care to repair the temple, 2Ch 24:4-14, the death of Jehoiada the priest, during whose life he reigned well, but after his death sadly apostatized, 2Ch 24:15-19, for which, being reproved by Zechariah, he was so wroth with him as to order him to be stoned, 2Ch 24:20-22, wherefore for these evils enemies were raised up against him; he was smitten with diseases, and his servants conspired against him and slew him, and would not bury him among the kings, 2Ch 24:23-27.

This, and the following verse, are the same with 2Ki 11:21, 12:1,2 \\See Gill on "2Ki 11:21"\\. \\See Gill on "2Ki 12:1"\\. \\See Gill on "2Ki 12:2"\\. 19637-950120-2110-2Ch24.2

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.