2 Kronieken 34:10-20

10 Zij nu gaven het in de hand der verzorgers van het werk, die besteld waren over het huis des HEEREN, en deze gaven dat dengenen, die het werk deden, die arbeidden aan het huis des HEEREN, om het huis te vermaken en te verbeteren.
11 Want zij gaven het den werkmeesters en de bouwlieden, om gehouwen stenen te kopen, en hout tot de samenvoegingen, en om de huizen te zolderen, die de koningen van Juda verdorven hadden.
12 En die mannen handelden trouwelijk in dit werk; en de bestelden over dezelve waren Jahath en Obadja, Levieten van de kinderen van Merari, mitsgaders Zacharia en Mesullam, van de kinderen der Kohathieten, om het werk voort te drijven; en die Levieten waren allen verstandig op instrumenten van muziek.
13 Zij waren ook over de lastdragers, en de voortdrijvers van allen, die in enig werk arbeidden; want uit de Levieten waren schrijvers, en ambtlieden, en poortiers.
14 En als zij het geld uitnamen, dat in het huis des HEEREN gebracht was, vond de priester Hilkia het wetboek des HEEREN, gegeven door de hand van Mozes.
15 En Hilkia antwoordde en zeide tot Safan, de schrijver: Ik heb het wetboek gevonden in het huis des HEEREN. En Hilkia gaf Safan dat boek.
16 En Safan droeg dat boek tot den koning; daarbenevens bracht hij nog den koning bescheid weder, zeggende: Al wat in de hand uwer knechten gegeven is, dat doen zij;
17 En zij hebben het geld samengestort, dat in het huis des HEEREN gevonden is, en hebben het gegeven in de hand der bestelden, en in de hand dergenen, die het werk maakten.
18 Voorts gaf Safan, de schrijver, den koning te kennen, zeggende: Hilkia, de priester, heeft mij een boek gegeven. En Safan las daarin voor het aangezicht des konings.
19 Het geschiedde nu, als de koning de woorden der wet hoorde, dat hij zijn klederen scheurde.
20 En de koning gebood Hilkia, en Ahikam, den zoon van Safan, en Abdon, den zoon van Micha, en Safan, den schrijver, en Asaja, den knecht des konings, zeggende:

2 Kronieken 34:10-20 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 2 CHRONICLES 34

This chapter begins with the good reign of Josiah, the reformation he made in the land, purging it from idolatry, 2Ch 34:1-7, relates the orders he gave to repair the house of the Lord, which was accordingly done, 2Ch 34:8-13, when the book of the law was found and brought to him, which greatly affected him, 2Ch 34:12-19, upon which he deputed some persons to inquire of the Lord, who did of Huldah the prophetess, to whom she gave an answer, which they returned to the king, 2Ch 34:20-28 and the chapter is concluded with an account of reading the book in the ears of all the people, and of the king, and then making a covenant with the Lord to serve him, 2Ch 34:27-33.

Of these two verses, \\see Gill on "2Ki 22:1"\\, \\see Gill on "2Ki 22:2"\\. 19893-950128-2136-2Ch34.2

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.