2 Kronieken 36:4-14

4 En de koning van Egypte maakte zijn broeder Eljakim koning over Juda en Jeruzalem, en veranderde zijn naam in Jojakim; maar zijn broeder Joahaz nam Necho, en bracht hem in Egypte.
5 Vijf en twintig jaren was Jojakim oud, als hij koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem; en hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns Gods.
6 Nebukadnezar, de koning van Babel, toog tegen hem op, en bond hem met twee koperen ketenen, om hem te voeren naar Babel.
7 Nebukadnezar bracht ook van de vaten van het huis des HEEREN naar Babel, en stelde ze in zijn tempel te Babel.
8 Het overige nu van de geschiedenissen van Jojakim, en zijn gruwelen, die hij deed, en wat aan hem gevonden werd, ziet, dat is geschreven in het boek der koningen van Israel en Juda; en Jojachin, zijn zoon, werd koning in zijn plaats.
9 Acht jaren was Jojachin oud, als hij koning werd, en regeerde drie maanden en tien dagen te Jeruzalem, en deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN.
10 En met de wederkomst des jaars zond de koning Nebukadnezar henen, en liet hem naar Babel halen, met de kostelijke vaten van het huis des HEEREN; en hij maakte zijn broeder Zedekia koning over Juda en Jeruzalem.
11 Een en twintig jaren was Zedekia oud, als hij koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem.
12 En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns Gods; hij verootmoedigde zich niet voor het aangezicht van den profeet Jeremia, sprekende uit den mond des HEEREN.
13 Daartoe werd hij ook afvallig tegen den koning Nebukadnezar, die hem beedigd had bij God; en verhardde zijn nek, en verstokte zijn hart, dat hij zich niet bekeerde tot den HEERE, den God Israels.
14 Ook maakten alle oversten der priesteren, en het volk, der overtredingen zeer veel, naar alle gruwelen der heidenen; en zij verontreinigden het huis des HEEREN, dat Hij geheiligd had te Jeruzalem.

2 Kronieken 36:4-14 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 2 CHRONICLES 36

This chapter records the reigns of the four kings of Judah, and the captivity of the Jews, the short reign of Jehoahaz, deposed by the king of Egypt, and his brother Eliakim or Jehoiakim set up in his room, 2Ch 36:1-4, the reign of Jehoiakim, who was bound and carried away by Nebuchadnezzar, 2Ch 36:5-8, the reign of Jehoiachin his son, who also in a short time was taken and carried to Babylon by the same king, 2Ch 36:9,10, the reign of Zedekiah, who also rebelled against the king of Babylon, and he and his people were taken and carried captive by him for his sins, which are here mentioned, according to the prophecy of Jeremiah, and where the Jews continued until the reign of the kingdom of Persia, 2Ch 36:11-21 and the chapter is concluded with the proclamation of Cyrus king of Persia, and with which also the next book begins, 2Ch 36:22,23.

\\Josiah\\ Of whose reign, and of the three following, Jehoiakim, Jehoiachin, and Zedekiah, and the account of them, from hence to the end of 2Ch 36:13, what needs explanation or reconciliation, \\See Gill on "2Ki 23:31"\\ \\See Gill on "2Ki 23:32"\\ \\See Gill on "2Ki 23:33"\\ \\See Gill on "2Ki 23:34"\\ \\See Gill on "2Ki 23:35"\\ \\See Gill on "2Ki 23:36"\\ \\See Gill on "2Ki 23:37"\\ \\See Gill on "2Ki 24:5"\\ \\See Gill on "2Ki 24:6"\\ \\See Gill on "2Ki 24:8"\\ \\See Gill on "2Ki 24:10"\\ \\See Gill on "2Ki 24:17"\\ \\See Gill on "2Ki 24:18"\\ 19953-950201-1301-2Ch36.2

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.