Deuteronomium 11:1-8

1 Daarom zult gij den HEERE, uw God, liefhebben, en gij zult te allen dage onderhouden Zijn bevel, en Zijn inzettingen, en Zijn rechten, en Zijn geboden.
2 En gijlieden zult heden weten, dat ik niet spreek met uw kinderen, die het niet weten, en de onderwijzing des HEEREN, uws Gods, niet gezien hebben. Zijn grootheid, Zijn sterke hand en Zijn uitgestrekten arm;
3 Daartoe Zijn tekenen en Zijn daden, die Hij in het midden van Egypte gedaan heeft, aan Farao, den koning van Egypte, en aan zijn ganse land;
4 En wat Hij gedaan heeft aan het heir der Egyptenaren, aan deszelfs paarden en aan deszelfs wagenen; dat Hij de wateren van de Schelfzee boven hun aangezicht deed overzwemmen, als zij ulieden van achteren vervolgden; en de HEERE verdeed hen, tot op dezen dag.
5 En wat Hij ulieden gedaan heeft in de woestijn, totdat gij gekomen zijt aan deze plaats.
6 Daarboven, wat Hij gedaan heeft aan Dathan, en aan Abiram, zonen van Eliab, den zoon van Ruben; hoe de aarde haar mond opendeed, en hen verslond met hun huisgezinnen, en hun tenten, ja, al wat bestond, dat hun aanging, in het midden van gans Israel.
7 Want het zijn uw ogen, die gezien hebben al dit grote werk des HEEREN, dat Hij gedaan heeft.
8 Houdt dan alle geboden, die ik u heden gebiede; opdat gij gesterkt wordt en inkomt, en erft het land, waarheen gij overtrekt, om dat te erven;

Deuteronomium 11:1-8 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO DEUTERONOMY 11

In this chapter, the exhortation to love the Lord, and keep his commands, is repeated and urged again and again from various considerations; as not only from the chastisement of Pharaoh and the wicked Egyptians, but of such Israelites who offended the Lord, and transgressed his law, De 12:1-7, from the goodness and excellency of the land they were going to inherit, De 11:8-11, from the blessing of rain that would come upon it, and be productive of all good things for man and beast, in case of obedience, and a restraint of it in case of disobedience, De 11:12-17, from the continuance of them and their offspring in the land, should they be careful to observe the commands themselves, and teach them their children, De 11:18-21, and from the extensiveness of their conquests and dominions, De 11:22-25 and from the different issue and effects of their conduct and behaviour, a blessing upon them if obedient, but a curse if disobedient, De 11:26-28 and the chapter is concluded with an exhortation to pronounce the blessing on Mount Gerizim, and the curse on Mount Ebal; the situation of which places is described when they should come into the land of Canaan, of which they are assured, De 11:29-32.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.