Deuteronomium 14:8-18

8 Ook het varken; want dat verdeelt zijn klauw wel, maar het herkauwt niet; onrein zal het ulieden zijn; van hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas zult gij niet aanroeren.
9 Dit zult gij eten van alles, wat in de wateren is; al wat vinnen en schubben heeft, zult gij eten.
10 Maar al wat geen vinnen en schubben heeft, zult gij niet eten; het zal ulieden onrein zijn.
11 Allen reinen vogel zult gij eten.
12 Maar deze zijn het, van dewelke gij niet zult eten: de arend, en de havik, en de zeearend;
13 En de wouw, en de kraai, en de gier naar haar aard;
14 En alle rave naar zijn aard;
15 En de struis, en de nachtuil, en de koekoek, en de sperwer naar zijn aard;
16 En de steenuil, en de schuifuit, en de kauw,
17 En de roerdomp, en de pelikaan, en het duikertje;
18 En de ooievaar, en de reiger naar zijn aard; en de hop, en de vledermuis;

Deuteronomium 14:8-18 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO DEUTERONOMY 14

In this chapter some cautions are given against the use of some rites and ceremonies in mourning for the dead, with the reason thereof, De 14:1,2 and instructions about what are lawful to be eaten, and what not, whether of beasts, fishes, or fowl, De 14:3-21, and concerning eating one sort of tithes both at the place God should choose, and within their own gates, De 14:22-29.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.