Deuteronomium 27:2-12

2 Het zal dan geschieden, ten dage als gij over de Jordaan zult gegaan zijn in het land, dat u de HEERE, uw God, geven zal, zo zult gij u grote stenen oprichten, en bestrijken ze met kalk;
3 En gij zult daarop schrijven alle woorden dezer wet, als gij overgegaan zult zijn; opdat gij komt in het land, dat de HEERE, uw God, u geven zal, een land vloeiende van melk en honig, gelijk als de HEERE, uwer vaderen God, tot u gesproken heeft.
4 Het zal dan geschieden, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn, dat gij dezelve stenen, van dewelke ik u heden gebiede, zult oprichten op den berg Ebal, en gij zult ze met kalk bestrijken;
5 En gij zult aldaar den HEERE, uw God, een altaar bouwen, een altaar van stenen; gij zult geen ijzer over hetzelve bewegen.
6 Van gehele stenen zult gij het altaar des HEEREN, uws Gods, bouwen, en gij zult den HEERE, uw God, brandofferen daarop offeren.
7 Ook zult gij dankofferen offeren, en zult aldaar eten, en vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods.
8 En gij zult op deze stenen schrijven alle woorden dezer wet, die wel uitdrukkende.
9 Voorts sprak Mozes, te zamen met de Levietische priesteren, tot gans Israel, zeggende: Luistert toe en hoort o Israel! Op dezen dag zijt gij den HEERE, uw God, tot een volk geworden.
10 Daarom zult gij der stem des HEEREN, uws Gods, gehoorzaam zijn, en gij zult doen Zijn geboden en Zijn inzettingen, die ik u heden gebiede.
11 En Mozes gebood het volk te dien dage, zeggende:
12 Dezen zullen staan, om het volk te zegenen op den berg Gerizim, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn: Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Jozef, en Benjamin.

Deuteronomium 27:2-12 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO DEUTERONOMY 27

In this chapter the people of Israel are ordered to write the law on plastered stones, and set them on Mount Ebal, De 27:1-4; where they are bid to erect an altar, and offer sacrifices on it, De 27:5-8; and are charged by Moses and the priests to obey the Lord, and keep his commandments, De 27:9,10; and a direction is given to each tribes which should stand and bless, and which curse, and where, De 27:11-13; and the curses which the Levites should pronounce with a loud voice, and the people should say Amen to, are recited, De 27:14-25; and the whole is concluded with a curse on all who in general do not perform the whole law, De 27:26.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.