Exodus 29:15-25

15 Daarna zult gij den ene ram nemen, en Aaron en zijn zonen zullen hun handen op het hoofd des rams leggen;
16 En gij zult den ram slachten, en gij zult zijn bloed nemen, en rondom op het altaar sprengen.
17 En den ram zult gij in zijn delen delen; en gij zult zijn ingewand en zijn schenkelen wassen, en op zijn delen, en op zijn hoofd leggen.
18 Alzo zult gij den gehelen ram aansteken op het altaar; het is een brandoffer den HEERE, tot een liefelijken reuk, het is een vuuroffer den HEERE.
19 Daarna zult gij den anderen ram nemen, en Aaron en zijn zonen zullen hun handen op des rams hoofd leggen;
20 En gij zult den ram slachten, en van zijn bloed nemen, en doen het op het rechter oorlapje van Aaron, en op het rechteroorlapje van zijn zonen, desgelijks op den duim hunner rechterhand, en op den groten teen huns rechtervoets; en dat bloed zult gij op het altaar sprengen, rondom heen.
21 Dan zult gij nemen van het bloed, dat op het altaar is, en van de zalfolie, en gij zult op Aaron en op zijn klederen sprengen, en op zijn zonen en op de klederen zijner zonen met hem; opdat hij geheiligd zij, en zijn klederen, ook zijn zonen, en de klederen zijner zonen met hem.
22 Daarna zult gij van den ram nemen het vet mitsgaders den staart, ook het vet, dat het ingewand bedekt, en het net der lever en de beide nieren, met het vet, dat aan dezelve is, en den rechterschouder; want het is een ram der vulofferen;
23 En een broodbol, en een koek geolied brood, en een vlade, uit den korf der ongezuurde broden, die voor het aangezicht des HEEREN zijn zal;
24 En leg ze alle op de handen van Aaron, en op de handen zijner zonen, en beweeg ze ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN.
25 Neem ze daarna van hun hand, en steek ze aan op het altaar, op het brandoffer, tot een liefelijken reuk voor het aangezicht des HEEREN; het is een vuuroffer den HEERE.

Exodus 29:15-25 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EXODUS 29

This chapter gives an account of the form and order of the consecration of Aaron and his sons to the priestly office; preparatory to which Moses is ordered to take a young bullock, two rams, bread, cakes, and wafers unleavened, and bring them and Aaron and his sons to the door of the congregation, where the ceremony was to be publicly performed, and which began with washing them, Ex 29:1-4 and then proceeded by putting on the priestly garments directed to be made in the preceding chapter, first on Aaron, who also was anointed, Ex 29:5-7 and then upon his sons, Ex 29:8,9 after which the bullock and the two rams were to be slain, and orders are given what was to be done with their blood, and the several parts of them, as well as with the cakes and wafers, Ex 29:10-23 and directions are given to make these wave and heave offerings, Ex 29:24-28 and that the garments of Aaron's should be his son's that succeeded him, Ex 29:29,30, and that the flesh of the ram of consecration with the bread should be eaten by Aaron and his sons and no other, Ex 29:31-35, the altar also where they were to officiate was to be cleansed, sanctified, and an atonement made for it, Ex 29:36,37 after which two lambs every day, morning and evening, were to be offered on it in all succeeding generations, Ex 29:38-42, and the chapter is closed with a promise that the Lord would meet with the children of Israel at the door of the tabernacle of the congregation, and would sanctify the tabernacle, and dwell among them, and be their God, Ex 29:43-46.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.