Exodus 32:11-21

11 Doch Mozes aanbad het aangezicht des HEEREN zijns Gods, en hij zeide: O HEERE! waarom zou Uw toorn ontsteken tegen Uw volk, hetwelk Gij met grote kracht, en met een sterke hand, uit Egypteland uitgevoerd hebt?
12 Waarom zouden de Egyptenaars spreken, zeggende: In kwaadheid heeft Hij hen uitgevoerd, opdat Hij hen doodde op de bergen, en opdat Hij hen vernielde van den aardbodem? Keer af van de hittigheid Uws toorns, en laat het U over het kwaad Uws volks berouwen.
13 Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israel, Uw knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen hebt, en hebt tot hen gesproken: Ik zal uw zaad vermenigvuldigen als de sterren des hemels; en dit gehele land, waarvan Ik gezegd heb, zal Ik aan ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten in eeuwigheid.
14 Toen berouwde het den HEERE over het kwaad, hetwelk Hij gesproken had Zijn volk te zullen doen.
15 En Mozes wendde zich om, en klom van den berg af, met de twee tafelen der getuigenis in zijn hand; deze tafelen waren op haar beide zijden beschreven, zij waren op de ene en op de andere zijde beschreven.
16 En diezelfde tafelen waren Gods werk; het geschrift was ook Gods geschrift zelf, in de tafelen gegraveerd.
17 Toen nu Jozua des volks stem hoorde, als het juichte, zo zeide hij tot Mozes: Er is een krijgsgeschrei in het leger.
18 Maar hij zeide: Het is geen stem des geroeps van overwinning, het is ook geen stem des geroeps van nederlaag; ik hoor een stem van zingen bij beurte.
19 En het geschiedde, als hij aan het leger naderde, en het kalf, en de reien zag, dat de toorn van Mozes ontstak, en dat hij de tafelen uit zijn handen wierp, en dezelve beneden aan den berg verbrak.
20 En hij nam dat kalf, dat zij gemaakt hadden, en verbrandde het in het vuur, en vermaalde het, totdat het klein werd, en strooide het op het water, en deed het den kinderen Israels drinken.
21 En Mozes zeide tot Aaron: Wat heeft u dit volk gedaan, dat gij zulk een grote zonde over hetzelve gebracht hebt?

Exodus 32:11-21 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EXODUS 32

This chapter gives an account of the idolatry of the Israelites making and worshipping a golden calf, Ex 32:1-6 the information of it God gave to Moses, bidding him at the same time not to make any suit in their favour, that he might consume them, and make a large nation out Moses's family, Ex 32:7-10 the intercession of Moses for them, in which he succeeded, Ex 32:11-14 his descent from the mount with the two tables in his hands, accompanied by Joshua, when he was an eyewitness of their idolatry, which raised his indignation, that he cast the two tables out of his hands and broke them, took the calf and burnt it, and ground it to powder, and made the children of Israel drink of it, Ex 32:15-20 the examination of Aaron about the fact, who excused himself, Ex 32:21-24 the orders given to the Levites, who joined themselves to Moses, to slay every man his brother, which they did to the number of 3000 men, Ex 32:25-29 another intercession for them by Moses, which gained a respite of them for a time, for they are threatened to be visited still for their sin, and they were plagued for it, Ex 32:30-35.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.