Exodus 9:7-17

7 En Farao zond er heen, en ziet, van het vee van Israel was niet tot een toe gestorven. Doch het hart van Farao werd verzwaard, en hij liet het volk niet trekken.
8 Toen zeide de HEERE tot Mozes en tot Aaron: Neemt gijlieden uw vuisten vol as uit den oven; en Mozes strooie die naar de hemel voor de ogen van Farao.
9 En zij zal tot klein stof worden over het ganse Egypteland; en zij zal aan de mensen, en aan het vee worden tot zweren, uitbrekende met blaren, in het ganse Egypteland.
10 En zij namen as uit den oven, en stonden voor Farao's aangezicht; en Mozes strooide die naar den hemel; toen werden er zweren, uitbrekende met blaren, aan de mensen en aan het vee;
11 Alzo dat de tovenaars voor Mozes niet staan konden, vanwege de zweren; want aan de tovenaars waren zweren, en aan al de Egyptenaren.
12 Doch de HEERE verstokte Farao's hart, dat hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE tot Mozes gesproken had.
13 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Maak u morgen vroeg op, en stel u voor Farao's aangezicht, en zeg tot hem: Zo zegt de HEERE, de God der Hebreen: Laat Mijn volk trekken, dat zij Mij dienen.
14 Want ditmaal zal Ik al Mijn plagen in uw hart zenden, en over uw knechten, en over uw volk, opdat gij weet, dat er niemand is gelijk Ik, op de ganse aarde.
15 Want nu heb Ik Mijn hand uitgestrekt, opdat Ik u en uw volk met de pestilentie zou slaan, en dat gij van de aarde zoudt verdelgd worden.
16 Maar waarlijk, daarom heb Ik u verwekt, opdat Ik Mijn kracht aan u betoonde, en opdat men Mijn Naam vertelle op de ganse aarde.
17 Verheft gij uzelven nog tegen Mijn volk, dat gij het niet wilt laten trekken?

Exodus 9:7-17 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EXODUS 9

This chapter relates the plague of murrain upon the cattle, and which yet was not upon the cattle of the Israelites, Ex 9:1-7 and the plague of boils and blains on man and beast, Ex 9:8-11 and Pharaoh's heart being hardened, Moses is sent to him with a message from the Lord, threatening him that all his plagues should come upon him, and particularly the pestilence, if he would not let Israel go; and signifying, that to show his power in him, and declare his name throughout the earth, had he raised him up, and a kind of amazement is expressed at his obstinacy and pride, Ex 9:12-17, and he is told that a terrible storm of hail should fall upon the land, and destroy all in the field; wherefore those that regarded the word of the Lord got their cattle within doors, but those that did not took no care of them, Ex 9:18-21 and upon Moses's stretching out his hand, when ordered by the Lord, the storm began, and destroyed every thing in the field throughout the land, excepting the land of Goshen, Ex 9:22-26 upon which Pharaoh sent for Moses and Aaron, acknowledged his sin, and the justice of God, begged they would entreat for him, which Moses did; but when the storm was over, Pharaoh's heart was still more hardened, and he refused to let the people go, Ex 9:27-35.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.