Genesis 10:22-32

22 Sems zonen waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram.
23 En Arams zonen waren Uz, en Hul, en Gether, en Maz.
24 En Arfachsad gewon Selah, en Selah gewon Heber.
25 En Heber werden twee zonen geboren; des enen naam was Peleg; want in zijn dagen is de aarde verdeeld; en zijns broeders naam was Joktan.
26 En Joktan gewon Almodad, en selef, en Hatsarmaveth, en Jarach,
27 En Hadoram, en Usal, en Dikla,
28 En Obal, en Abimael, en Scheba,
29 En Ofir, en Havila, en Jobab; deze allen waren zonen van Joktan.
30 En hun woning was van Mescha af, daar gij gaat naar Sefar, het gebergte van het oosten.
31 Deze zijn zonen van Sem, naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, naar hun volken.
32 Deze zijn de huisgezinnen der zonen van Noach, naar hun geboorten, in hun volken; en van dezen zijn de volken op de aarde verdeeld na den vloed.

Genesis 10:22-32 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 10

This chapter gives an account of the posterity of the three sons of Noah, by whom the world was peopled after the flood, Ge 10:1 of the posterity of Japheth, Ge 10:2-5 of the posterity of Ham, Ge 10:6-20 and of the posterity of Shem, Ge 10:21-32.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.