Genesis 22:1-8

1 En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht; en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie, hier ben ik!
2 En Hij zeide: Neem nu uw zoon, uw enige, dien gij liefhebt, Izak, en ga heen naar het land Moria, en offer hem aldaar tot een brandoffer, op een van de bergen, dien Ik u zeggen zal.
3 Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en zadelde zijn ezel, en nam twee van zijn jongeren met zich, en Izak zijn zoon; en hij kloofde hout tot het brandoffer, en maakte zich op, en ging naar de plaats, die God hem gezegd had.
4 Aan den derden dag, toen hief Abraham zijn ogen op, en zag die plaats van verre.
5 En Abraham zeide tot zijn jongeren: Blijft gij hier met den ezel, en ik en de jongen zullen heengaan tot daar; als wij aangebeden zullen hebben, dan zullen wij tot u wederkeren.
6 En Abraham nam het hout des brandoffers, en legde het op Izak, zijn zoon; en hij nam het vuur en het mes in zijn hand, en zij beiden gingen samen.
7 Toen sprak Izak tot Abraham, zijn vader, en zeide: Mijn vader! En hij zeide: Zie, hier ben ik, mijn zoon! En hij zeide: Zie het vuur en het hout; maar waar is het lam tot het brandoffer?
8 En Abraham zeide: God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon! Zo gingen zij beiden samen.

Genesis 22:1-8 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 22

In this chapter we have an account of an order given by God to Abraham to sacrifice his son, Ge 22:1,2; of his readiness to obey the will of God, he immediately preparing everything for that purpose, Ge 22:3-10, of the order being reversed, and another sacrifice substituted in its room, which occasioned the giving a new name to the place where it was done, Ge 22:11-14; upon which the promise of special blessings, of a numerous offspring, and of the seed in whom all nations should be blessed, is renewed, Ge 22:15-18; after this Abraham returns to Beersheba, where he is informed of the increase of his brother Nahor's family, Ge 22:19-24.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.