Genesis 27:5-15

5 Rebekka nu hoorde toe, als Izak tot zijn zoon Ezau sprak; en Ezau ging in het veld, om een wildbraad te jagen, dat hij het inbracht.
6 Toen sprak Rebekka tot Jakob, haar zoon, zeggende: Zie, ik heb uw vader tot Ezau, uw broeder, horen spreken, zeggende:
7 Breng mij een wildbraad, en maak mij smakelijke spijzen toe, dat ik ete; en ik zal u zegenen voor het aangezicht des HEEREN, voor mijn dood.
8 Nu dan, mijn zoon! hoor mijn stem in hetgeen ik u gebiede.
9 Ga nu heen tot de kudde, en haal mij van daar twee goede geitenbokjes; en ik zal die voor uw vader maken tot smakelijke spijzen, gelijk als hij gaarne heeft.
10 En gij zult ze tot uw vader brengen, en hij zal eten, opdat hij u zegene voor zijn dood.
11 Toen zeide Jakob tot Rebekka, zijn moeder: Zie, mijn broeder Ezau is een harig man, en ik ben een glad man.
12 Misschien zal mij mijn vader betasten, en ik zal in zijn ogen zijn als een bedrieger; zo zoude ik een vloek over mij halen, en niet een zegen.
13 En zijn moeder zeide tot hem: Uw vloek zij op mij, mijn zoon! hoor alleen naar mijn stem, en ga, haal ze mij.
14 Toen ging hij, en hij haalde ze, en bracht ze zijn moeder; en zijn moeder maakte smakelijke spijzen, gelijk als zijn vader gaarne had.
15 Daarna nam Rebekka de kostelijke klederen van Ezau, haar grootsten zoon, die zij bij zich in huis had, en zij trok ze Jakob, haar kleinsten zoon, aan.

Genesis 27:5-15 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 27

In this chapter we are informed, that Isaac, being old and dim sighted, sent for Esau to get him venison, that he might eat of it, and bless him before he died, Ge 27:1-4; that Rebekah hearing of this formed a scheme for Jacob to get the blessing before him, which she communicated to Jacob, to which he at first objected, but afterwards complied, Ge 27:5-17; and also how that he succeeded in the attempt, and got the blessing from his brother, Ge 27:18-29; and that this was confirmed to him by his father, even when his mistake was discovered upon Esau's coming, Ge 27:30-33; which occasioned a most bitter cry in Esau, a severe reflection on his brother, and an earnest expostulation with his father for a blessing, which he obtained, Ge 27:34-40; the consequence of this were hatred in Esau to Jacob, and an intention to kill him, which Rebekah hearing of, advised Jacob to flee to her brother Laban, Ge 27:41-45; and to facilitate this, complains to Isaac of Esau's wives, and suggests, that should Jacob marry among the same people, it would add to the distress of their lives; and therefore hints it to him, that it was necessary and proper he should go to her family for a wife, Ge 27:46; and whether Isaac sent him, as the following chapter shows.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.