Genesis 4:11-21

11 En nu zijt gij vervloekt van den aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan, om uws broeders bloed van uw hand te ontvangen.
12 Als gij den aardbodem bouwen zult, hij zal u zijn vermogen niet meer geven; gij zult zwervende en dolende zijn op aarde.
13 En Kain zeide tot den HEERE: Mijn misdaad is groter, dan dat zij vergeven worde.
14 Zie, Gij hebt mij heden verdreven van den aardbodem, en ik zal voor Uw aangezicht verborgen zijn; en ik zal zwervende en dolende zijn op de aarde, en het zal geschieden, dat al wie mij vindt, mij zal doodslaan.
15 Doch de HEERE zeide tot hem: Daarom, al wie Kain doodslaat, zal zevenvoudig gewroken worden! En de HEERE stelde een teken aan Kain; opdat hem niet versloeg al wie hem vond.
16 En Kain ging uit van het aangezicht des HEEREN; en hij woonde in het land Nod, ten oosten van Eden.
17 En Kain bekende zijn huisvrouw, en zij werd bevrucht en baarde Henoch; en hij bouwde een stad, en noemde den naam dier stad naar den naam zijns zoons, Henoch.
18 En aan Henoch werd Hirad geboren; en Hirad gewon Mechujael; en Mechujael gewon Methusael; en Methusael gewon Lamech.
19 En Lamech nam zich twee vrouwen; de naam van de eerste was Ada, en de naam van de andere Zilla.
20 En Ada baarde Jabal; deze is geweest een vader dergenen, die tenten bewoonden, en vee hadden.
21 En de naam zijns broeders was Jubal; deze werd de vader van allen, die harpen en orgelen handelen.

Genesis 4:11-21 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 4

In this chapter an account is given of the two eldest children of Adam and Eve, their names and calling, Ge 4:1,2 and of their different offerings to the Lord, and the different respect had unto them by him, which in Cain issued in wrath and envy, which appeared in his countenance, and were taken notice of by the Lord, and about which he reasoned with him, Ge 4:3-7 but it had no effect upon him, he murdered his brother, upon which he was examined about him, but denied he knew anything of him where he was, Ge 4:8,9 he is arraigned, convicted and condemned, sentence passed upon him, and that executed, which he complains of, and is mitigated, or however a protection is granted him, and a mark set on him for his security, Ge 4:10-15 after which we have an account of his posterity for several generations, their names, and the business of some of them, Ge 4:16-24 and the chapter is closed with the birth of another son, and of a grandson to Adam and Eve, in whose days was the beginning of social religion.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.