Genesis 5:26-32

26 En Methusalach leefde, nadat hij Lamech gewonnen had, zevenhonderd twee en tachtig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
27 Zo waren al de dagen van Methusalach negenhonderd negen en zestig jaren; en hij stierf.
28 En Lamech leefde honderd twee en tachtig jaren, en hij gewon een zoon.
29 En hij noemde zijn naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEERE vervloekt heeft!
30 En Lamech leefde, nadat hij Noach gewonnen had, vijfhonderd vijf en negentig jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
31 Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd zeven en zeventig jaren; en hij stierf.
32 En Noach was vijfhonderd jaren oud; en Noach gewon Sem, Cham en Jafeth.

Genesis 5:26-32 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 5

This chapter contains a list or catalogue of the posterity of Adam in the line of Seth, down to Noah; it begins with a short account of the creation of Adam, and of his life and death, Ge 5:1-5 next of five of the antediluvian patriarchs, their age and death, namely Seth, Enos, Cainan, Mahalaleel, Jared, Ge 5:6-20 then a particular relation of Enoch, his character and translation, Ge 5:21-24 then follows an account of Methuselah, the oldest man, and Lamech's oracle concerning his son Noah, Ge 5:12-29 and the chapter is closed with the life and death of Lamech, and the birth of the three sons of Noah, Ge 5:30-32.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.