Hebreeën 4:3-13

3 Want wij, die geloofd hebben, gaan in de rust, gelijk Hij gezegd heeft: Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: Indien zij zullen ingaan in Mijn rust! hoewel Zijn werken van de grondlegging der wereld af al volbracht waren.
4 Want Hij heeft ergens van den zevenden dag aldus gesproken: En God heeft op den zevenden dag van al Zijn werken gerust.
5 En in deze plaats wederom: Indien zij in Mijn rust zullen ingaan!
6 Dewijl dan blijft, dat sommigen in dezelve rust ingaan, en degenen, dien het Evangelie eerst verkondigd was, niet ingegaan zijn vanwege de ongehoorzaamheid,
7 Zo bepaalt Hij wederom een zekeren dag, namelijk heden, door David zeggende, zo langen tijd daarna (gelijkerwijs gezegd is): Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet.
8 Want indien Jozua hen in de rust gebracht heeft, zo had Hij daarna niet gesproken van een anderen dag.
9 Er blijft dan een rust over voor het volk Gods.
10 Want die ingegaan is in zijn rust, heeft zelf ook van zijn werken gerust, gelijk God van de Zijne.
11 Laat ons dan ons benaarstigen, om in die rust in te gaan; opdat niet iemand in hetzelfde voorbeeld der ongelovigheid valle.
12 Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten.
13 En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem; maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen Desgenen, met Welken wij te doen hebben.

Images for Hebreeën 4:3-13

Hebreeën 4:3-13 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO HEBREWS 4

From the punishment inflicted on the unbelieving Hebrews, who died in the wilderness, and entered not into the land of rest made mention of in the preceding chapter, the apostle proceeds to caution the present Hebrews of his time, and who professed faith in Christ, lest seeing there was a rest, and a promise of entering into it, they should seem to come short of it, Heb 4:1, and the rather, since they that fell in the wilderness had the Gospel preached to them as well as they; and the reason why it did not profit was, because it was not received by faith, Heb 4:2 as also seeing it is by faith that believers now enter into rest, Heb 4:3 which rest is not the rest of the seventh day, on which God rested; nor, the rest of the land of Canaan, which Joshua led the Israelites into; for if he had entered them into the rest the apostle means, David, so many hundred years after him, would not have made mention of another rest, Heb 4:4-8 wherefore it follows that there is another rest for the people of God, which he that enters into ceases from his own works, as God did from his, Heb 4:9,10 and this is the rest that everyone that professes faith in Christ, should be solicitous and diligent to enter into, lest he should fall short of it through unbelief; as the unbelieving Israelites did of their rest, Heb 4:11 and the arguments engaging to such a concern are taken from the properties and perfections of Christ, the essential Word of God; particularly from his omnipotence and his omniscience, Heb 4:12,13. And seeing he is by nature the Son of God, and by office a great high priest that is entered into heaven for his people, the encouragement is great to hold fast the profession of faith in him they have made, Heb 4:14 and the rather since he is a sympathizing high priest, as he must needs be, since he has been tempted, afflicted, and has suffered every way as his people, and is in all respects like them, excepting that he has no sin, Heb 4:15 and this consideration should engage believers to come to the throne of grace with all boldness, and in expectation of having grace and mercy bestowed on them for the supply of their daily wants, Heb 4:16.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.