Hooglied 7:8-13

8 Ik zeide: Ik zal op den palmboom klimmen, ik zal zijn takken grijpen; zo zullen dan uw borsten zijn als druif trossen aan den wijnstok, en de reuk van uw neus als appelen.
9 En uw gehemelte als goede wijn, die recht tot mijn Beminde gaat, doende de lippen der slapenden spreken.
10 Ik ben mijns Liefsten, en Zijn genegenheid is tot mij.
11 Kom, mijn Liefste! laat ons uitgaan in het veld, laat ons vernachten op de dorpen.
12 Laat ons vroeg ons opmaken naar de wijnbergen, laat ons zien, of de wijnstok bloeit, de jonge druifjes zich opendoen, de granaatappelbomen uitbotten; daar zal ik U mijn uitnemende liefde geven.
13 De dudaim geven reuk, en aan onze deuren zijn allerlei edele vruchten, nieuwe en oude; o mijn Liefste! die heb ik voor U weggelegd.

Hooglied 7:8-13 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO SONG OF SOLOMON 7

In this chapter Christ gives a fresh commendation of the beauty of his church, in a different order and method than before; beginning with her "feet", and so rising upwards to the "hair" of her head, and the roof of her mouth, So 7:1-9; And then the church asserts her interest in him, and his desire towards her, So 7:10; and invites him to go with her into the fields, villages, and vineyards, and offers various reasons, by which she urges him to comply with her invitation, So 7:11-13.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.