Jeremia 19:1-7

1 Zo zegt de HEERE: Ga henen en koop een pottenbakkerskruik, en neem tot u van de oudsten des volks, en van de oudsten der priesteren.
2 En ga uit naar het dal des zoons van Hinnom, dat voor de deur der Zonnepoort is, en roep aldaar uit de woorden, die Ik tot u spreken zal;
3 En zeg: Hoort des HEEREN woord, gij koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem! Alzo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal een kwaad brengen over deze plaats, van hetwelk een ieder, die het hoort, zijn oren klinken zullen;
4 Omdat zij Mij verlaten, en deze plaats vervreemd, en andere goden daarin gerookt hebben die zij niet gekend hebben, zij, noch hun vaderen, noch de koningen van Juda; en hebben deze plaats vervuld met bloed der onschuldigen.
5 Want zij hebben de hoogten van Baal gebouwd, om hun zonen met vuur te verbranden, aan Baal tot brandofferen; hetwelk Ik niet geboden, noch gesproken heb, noch in Mijn hart is opgekomen?
6 Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat deze plaats niet meer zal genoemd worden het Tofeth, of dat des zoons van Hinnom, maar Moorddal.
7 Want Ik zal den raad van Juda en Jeruzalem in deze plaats verijdelen, en zal hen voor het aangezicht hunner vijanden doen vallen door het zwaard, en door de hand dergenen, die hun ziel zoeken; en Ik zal hun dode lichamen het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde tot spijze geven.

Jeremia 19:1-7 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JEREMIAH 19

In this chapter is foreshadowed, represented, and confirmed, the destruction of Jerusalem, by the breaking of a potter's vessel the prophet had in his hand; and by the place where he was bid to do this, and did it. The order for it, and the witnesses of it, and the place where it was done, are declared in Jer 19:1,2; the proclamation there of Jerusalem's ruin is made, Jer 19:3; the cause of it, their apostasy, idolatry, and shedding of innocent blood, Jer 19:4,5; the great slaughter of them by the sword and famine, Jer 19:6-9; and how easy, and irresistible, and irrecoverable, their destruction would be, are signified by the breaking of the bottle, Jer 19:10,11, when Jerusalem for its idolatry would become as defiled a place as Tophet, where the prophet was, Jer 19:12,13; from whence he came to the temple, and there repeated the proclamation of the evil that should come upon that city, and all the towns around it, Jer 19:14,15.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.