Jeremia 42:1-8

1 Toen traden toe alle oversten der heiren, Johanan, de zoon van Kareah, en Jezanja, de zoon van Hosaja, en al het volk, van den kleinste tot den grootste toe;
2 En zij zeiden tot den profeet Jeremia: Laat toch onze smeking voor uw aangezicht nedervallen, en bid voor ons tot den HEERE, uw God, voor dit ganse overblijfsel; want wij zijn weinigen van velen overgelaten, gelijk als uw ogen ons zien;
3 Dat ons de HEERE, uw God, bekend make den weg, dien wij zullen ingaan, en de zaak, die wij zullen doen.
4 En de profeet Jeremia zeide tot hen: Ik heb het gehoord; ziet, ik zal tot den HEERE, uw God, bidden naar uw woorden; en het zal geschieden, het ganse woord, dat de HEERE u zal antwoorden, zal ik u bekend maken, ik zal u niet een woord onthouden.
5 Toen zeiden zij tot Jeremia: De HEERE zij tussen ons tot een waarachtig en gewis Getuige: indien wij niet naar alle woord, met hetwelk u de HEERE, uw God, tot ons zal zenden, alzo zullen doen!
6 Hetzij dan goed of kwaad, wij zullen der stem des HEEREN, onzes Gods, tot Welken wij u zenden, gehoorzaam zijn; opdat het ons welga, wanneer wij der stem des HEEREN, onzes Gods, zullen gehoorzaam zijn.
7 En het gebeurde ten einde van tien dagen, dat des HEEREN woord tot Jeremia geschiedde.
8 Toen riep hij Johanan, den zoon van Kareah, en alle oversten der heiren, die met hem waren, en al het volk, van den kleinste af tot den grootste toe;

Jeremia 42:1-8 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JEREMIAH CAHPTER 42

This chapter contains a request of the Jews to Jeremiah, to pray to the Lord for them to direct them, and the Lord's answer to it. The request is made by the captains and all the people, Jer 42:1-3; which Jeremiah undertook to present to the Lord, Jer 42:4; they promising to go according to the direction that should be given, Jer 42:5,6. After ten days an answer is returned, and the prophet calls the captains and people together to hear it, Jer 42:7,8; the purport of which was, that if they continued in the land of Judah, it would be well with them, and they would be safe, Jer 42:9-12; but if they went into Egypt, they should die by the sword, famine, and pestilence, and be a curse and reproach, and never see their own land more, Jer 42:13-18; they are charged with dissimulation and disobedience, Jer 42:19-21; and the chapter is concluded with an assurance of their perishing by the above judgments in the place they were desirous of dwelling in, Jer 42:22.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.