Jesaja 54:7-17

7 Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten; maar met grote ontfermingen zal Ik u vergaderen.

8 In een kleinen toorn heb Ik Mijn aangezicht van u een ogenblik verborgen; maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij uwer ontfermen, zegt de HEERE, uw Verlosser.

9 Want dat zal Mij zijn als de wateren van Noach, toen Ik zwoer, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden gaan; alzo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer op u toornen, noch u schelden zal.

10 Want bergen zullen wijken, en heuvelen wankelen; maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de HEERE, uw Ontfermer.

11 Gij verdrukte, door onweder voortgedrevene, ongetrooste! zie, Ik zal uw stenen gans sierlijk leggen, en Ik zal u op saffieren grondvesten.

12 En uw glasvensters zal Ik kristallijnen maken, en uw poorten van robijnstenen, en uw ganse landpale van aangename stenen.

13 En al uw kinderen zullen van den HEERE geleerd zijn, en de vrede uwer kinderen zal groot zijn.

14 Gij zult door gerechtigheid bevestigd worden; wees verre van verdrukking, want gij zult niet vrezen; en verre van verschrikking, want zij zal tot u niet naken.

15 Ziet, zij zullen zich zekerlijk vergaderen, doch niet uit Mij; wie zich tegen u vergaderen zal, die zal om uwentwil vallen.

16 Zie, Ik heb den smid geschapen, die de kolen in het vuur opblaast, en die het instrument voortbrengt tot zijn werk; ook heb Ik den verderver geschapen, om te vernielen.

17 Alle instrument, dat tegen u bereid wordt, zal niet gelukken, en alle tong, die in gericht tegen u opstaat, zult gij verdoemen; dit is de erve der knechten des HEEREN, en hun gerechtigheid is uit Mij, spreekt de HEERE.

Jesaja 54:7-17 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO ISAIAH 54

As the former chapter is a prophecy of the humiliation and exaltation of Christ, of his sufferings and death, and the glory that should follow; this is a prophecy of that part of his glory which relates to the flourishing estate of his church, as the fruit of his death, and explains and enlarges upon the promise of his having a numerous seed. The prophecy reaches from the death and resurrection of Christ to his second coming; and describes the state of the church during that time, which had been like a barren woman, but now fruitful, which was matter of joy; and would increase, and have yet a more numerous issue, through the conversion and accession of the Gentiles; and therefore is bid not to fear, since she should not bear the shame and reproach of widowhood, Isa 54:1-4, the reason confirming which is, because Christ was her husband, who was her Maker and Redeemer, the God of Israel, and of the whole earth, Isa 54:5, and though she might for some time be under some dark providences, and seem to be forsaken of God, and lie under his displeasure; yet she is assured of the love of God towards her, that it is constant and perpetual; which is illustrated by the oath and covenant of God with Noah, and by its being more immovable than mountains and hills, Isa 54:6-10, and though she would sometimes be in a very afflicted and uncomfortable condition, yet should be raised again to a state of great honour and splendour, of spiritual knowledge, peace, and safety, Isa 54:11-14 and that all her enemies, that gathered together against her, should perish, and all their attempts be unsuccessful, since the Lord was on her side, and would defend her cause, and protect her, Isa 54:15-17.