Jesaja 66:2-12

2 Want Mijn hand heeft al deze dingen gemaakt, en al deze dingen zijn geweest, spreekt de HEERE; maar op dezen zal Ik zien, op den arme en verslagene van geest, en die voor Mijn woord beeft.
3 Wie een os slacht, slaat een man; wie een lam offert, breekt een hond den hals; wie spijsoffer offert, is als die zwijnenbloed offert; wie wierook brandt ten gedenkoffer, is als die een afgod zegent. Dezen verkiezen ook hun wegen, en hun ziel heeft lust aan hun verfoeiselen.
4 Ik zal ook verkiezen het loon hunner handelingen, en hun vreze zal Ik over hen doen komen, omdat Ik geroepen heb, en niemand antwoordde, Ik gesproken heb, en zij niet hoorden, maar deden dat kwaad is in Mijn ogen, en verkoren hetgeen waartoe Ik geen lust had.
5 Hoort des HEEREN woord, gij, die voor Zijn woord beeft! Uw broeders, die u haten, die u verre afzonderen, om Mijns Naams wil, zeggen: Dat de HEERE heerlijk worde! Doch Hij zal verschijnen tot ulieder vreugde, zij daarentegen zullen beschaamd worden.
6 Er zal een stem van een groot rumoer uit de stad zijn, een stem uit den tempel, de stem des HEEREN, Die Zijn vijanden de verdiensten vergeldt.
7 Eer zij barensnood had, heeft zij gebaard, eer haar smart overkwam, zo is zij van een knechtje verlost.
8 Wie heeft ooit zulks gehoord? Wie heeft dergelijks gezien? Zou een land kunnen geboren worden op een enigen dag? Zou een volk kunnen geboren worden op een enige reize? Maar Sion heeft weeen gekregen, en zij heeft haar zonen gebaard.
9 Zou Ik de baarmoeder openbreken, en niet genereren? zegt de HEERE; zou Ik, Die genereer, voortaan toesluiten? zegt uw God.
10 Verblijdt u met Jeruzalem, en verheugt u over haar, al haar liefhebbers! Weest vrolijk over haar met vreugde, gij allen, die over haar zijt treurig geweest!
11 Opdat gij moogt zuigen, en verzadigd worden van de borsten harer vertroostingen; opdat gij moogt uitzuigen, en u verlusten met den glans harer heerlijkheid.
12 Want alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal den vrede over haar uitstrekken als een rivier, en de heerlijkheid der heidenen als een overlopende beek; dan zult gijlieden zuigen; gij zult op de zijden gedragen worden, en op de knieen zeer vriendelijk getroeteld worden.

Images for Jesaja 66:2-12

Jesaja 66:2-12 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO ISAIAH 66

This chapter treats of the same things as the former, the rejection of the unbelieving Jews, and the regard had to them that did believe; the conversion of that people in the latter day; the calling of the Gentiles, and the happy state of the church in the last times. The causes of the rejection of the Jews were their unworthy notions of God, as if he was confined to the temple of Jerusalem, and to be pleased with external sacrifices, now both at an end under the Gospel dispensation; a better sacrifice being offered, and a more spiritual worship set up everywhere; which notions are considered, Isa 66:1-3, and because they were set upon their ways and works, and rejected the Gospel of Christ, they are threatened with ruin, Isa 66:3,4 and the disciples of Christ, whom they excommunicated and persecuted, have a promise of divine appearance for them, while vengeance shall be taken on their enemies, their city and temple, Isa 66:5,6, nevertheless, in the latter day, there will be a large and sudden conversion of this nation of the Jews, which is signified by the birth of them, which will be matter of great joy to all the true lovers of the interest of Christ, Isa 66:7-11 and what will add to the prosperity, joy, and comfort of the church of Christ at this time, will be the bringing in of the fulness of the Gentiles, Isa 66:12-14 at which time the vials of God's wrath will be poured out upon antichrist and his followers, Isa 66:15-17 and the chapter is concluded with a fresh account of large conversions of men of all nations, and of the union of Jews and Gentiles in one church state, which shall long remain, and be undisturbed by enemies, who will be all slain, and their carcasses looked upon with contempt, Isa 66:18-24.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.